Dat ‘De Wonderbare Visvangst’ van Rubens er nog is, mag een wonder heten. Maar de kerkfabriek van de Mechelse Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijlekerk wil voor de toekomst niets aan het toeval overlaten. Met de steun van het Fonds Courtin-Bouché, beheerd door de KBS, wordt het drieluik gerestaureerd tot zijn oorspronkelijke glorie.

Als Franse revolutionairen in 1794 ‘De Wonderbare Visvangst’ van Pieter Paul Rubens niet hadden meegenomen naar het Louvre, bestond het misschien alleen nog op papier. Toen het werk twee decennia later terugkeerde uit Parijs, was zijn plek in de rechterkruisbeuk van de Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijlekerk in Mechelen namelijk ingenomen. Rubens verdween naar de kapel achter het hoofdaltaar. In 1944, toen de puntgevel van de rechterkruisbeuk sneuvelde door een Amerikaanse bom, bleef het werk van de Vlaamse meester gespaard.

Zijn monumentale drieluik wordt vanaf deze zomer opnieuw de blikvanger van de gothische kerk, nadat het in zijn oude glorie is hersteld. Voorlopig liggen de restauratiewerken, mee gefinancierd door het Fonds Courtin-Bouché, stil. De vissers staan er verweesd bij. Het stof dat danst in het binnenvallende zonlicht is de enige beweging die zichtbaar is door de raampjes in de houten schutting. Dat hek sluit de werken in de rechterkruisbeuk af van de rest van de kerk, maar dankzij de raampjes kunnen bezoekers de restauratie op de voet volgen.

MACHTIGE GILDE
“Het is wachten op de toestemming van de Vlaamse Topstukkenraad voor deze laatste fase van de restauratie,” zegt Wim Hüsken, oud-conservator van het Stedelijk Museum van Mechelen en als lid van de werkgroep religieus erfgoed van de kerkfabriek ook de projectleider van de restauratie. ‘De Wonderbare Visvangst’ van Rubens – of het Altaar van de Visverkopers zoals het officieel heet – wordt sinds 2003 door de Vlaamse overheid beschouwd als Vlaams topstuk. “Er is maar een beperkt aantal schilderijen waarvoor Rubens een directe opdracht kreeg voor een specifieke kerk. Dit is er een van.”

Dat de visverkopers voor hun altaar in de Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijlekerk Rubens konden strikken, zegt veel over hun macht. “De gilde van de visverkopers was een van de rijkste gilden van Mechelen,” zegt Hüsken. In 1614 kreeg de Antwerpenaar de opdracht voor het ambachtstafereel. De panelen werden – tegen zijn gewoonte in – gemaakt door Mechelse houtbewerkers en naar Antwerpen verscheept. In 1619 werd het werk over het water naar Mechelen gebracht.

PLICHT AAN DE SAMENLEVING
Vier eeuwen later bracht een kritisch rapport over de staat van dit werk de restauratie op gang. “Er was schimmelaantasting vastgesteld op een van de zijpanelen,” zegt Eric Stroobants, voorzitter van de kerkfabriek. De schimmelvorming bleek slechts licht te zijn. Omdat ze te dicht tegen de wand hingen, was achter de panelen een microklimaat ontstaan. Makkelijk op te lossen door de panelen in een hoek te plaatsen. Maar het hele werk kon een opknapbeurt gebruiken. “We hebben tegenover de samenleving de plicht om dit werk goed te bewaren. We wilden dat meteen aanpakken. Maar we hadden de middelen niet voor de restauratie.”

Enter de Topstukkenraad, die de restauratie ook stap na stap begeleidt, en het Fonds Courtin-Bouché. Zodra de financiering rond was, kon in de herfst van 2021 de restauratie beginnen. Restauratrice Katrien Van den Bosch nam de pictorale laag onder handen. “Uit onderzoek van de verfpartikels en uit röntgenfluoresentieonderzoek bleek dat het niet nodig zou zijn om de vernislaag te vervangen.” Dat scheelde een slok op de borrel. Ze moest alleen schoonmaken en de schimmel wegwerken. Ze wacht nu om de retouches te doen.

HOUT MET HISTORIE
Een van de plekken waar ze nog moet werken zit bovenaan het centrale paneel dat de wonderbaarlijke visvangst voorstelt. Daar waar donkere wolken zich samenpakken boven het meer van Galilei, zie je van dichtbij duidelijk hoe de naden van de parketage zich in de verf hebben geduwd. Die parketage, een lattensysteem dat de panelen op hun plaats houdt, is de tweede grote brok van de restauratie.
Het systeem werd bedacht door de conservator van het Louvre, waar het werk na de revolutionaire roof werd ondergebracht. “Op de panelen zijn verticale latten met uitsparingen geplakt. Dwars door die uitsparingen zijn houten balken gestoken,” zegt Hüsken. De bedoeling is om het levende hout van de panelen minimale beweging te geven. “Zo staat er geen spanning op de naden tussen de panelen.”
Wat er gebeurt als die spanning er wel is, blijkt uit de verticale lijntjes met verfverlies in de donkere wolken. Zodra de Topstukkenraad haar zegen gegeven heeft, kan restaurateur Martijn Remmen de parketage losmaken en haar opnieuw beweegbaar maken. “De parketage is een historisch element dat we moeten bewaren. Ze is deel van het verhaal van dit drieluik,” zegt Hüsken.

VERHUIS
De laatste retouches aan de pictorale laag gebeuren pas wanneer het drieluik de oversteek heeft gemaakt naar de andere dwarsbeuk. Nochtans heeft Rubens het schilderij gemaakt met de huidige plek in gedachten. “Hij is zelf hier komen kijken naar de muur waar het drieluik zou hangen. En dat merk je ook, het licht op het schilderij komt van rechts,” zegt Hüsken. De kerk waarvoor Rubens schilderde is echter niet die van vandaag.
Het Amerikaanse bombardement vernielde ook de oorspronkelijke glas-in-loodramen. Wat rest zijn enkele fragmenten die nu in de inkomhal van de pastorie hangen. Tijdens de restauratie van de kerk in de jaren zestig werden moderne, geometrische glasramen geplaatst, die lovers en haters hebben, maar die vooral veel meer licht doorlaten. “Ze zorgen voor te veel UV-straling, met ook wisselende temperatuur en luchtvochtigheid tot gevolg.”

De kerkfabriek kreeg daarom toestemming van de Topstukkenraad om Rubens aan de overkant te hangen. “Er worden LED-spotjes geïnstalleerd wanneer in het najaar de elektriciteit in de kerk vernieuwd wordt, om dezelfde lichtinval te creëren,” zegt Hüsken. Het werk zal tentoongesteld worden zoals in een museum, zodat Petrus en Andreas op de achterkant van de zijpanelen ook bewonderd kunnen worden.

“Rubens heeft het zo geschilderd dat je het van onderuit moet bekijken, dus komt het op een sokkel van 1m20.” Het betekent dat je niet de parelende zweetdruppel kan zien op het voorhoofd van de zwoegende Petrus die de netten binnenhaalt. Dat voorrecht viel alleen de restaurateurs te beurt. Maar het héle werk is vanaf de zomer opnieuw, in volle glorie, te zien. “Een cadeau voor Mechelen en voor elke cultuurliefhebber,” besluit Stroobants.

Foto: www.kbs-frb.be