Vorige week lanceerde het Museum Kunst en Geschiedenis in Brussel een oproep om hulp in verband met een mysterieus zilveren doosje. De tips stroomden massaal binnen en we kunnen nu, een week later, alvast een tipje van de sluier oplichten.
Momenteel loopt in het Museum Kunst en Geschiedenis in het Jubelpark in Brussel een tentoonstelling over de juweliersfamilie Wolfers en art nouveau-architect Victor Horta. Vlak na de opening van deze tentoonstelling kreeg curator Werner Adriaenssens via een schenking een mysterieus zilveren doosje gemaakt door Wolfers in handen. Op dit doosje: zestien Duitse namen en een inscriptie die verwijst naar 1918, het einde van Wereldoorlog I. Wie deze mensen waren, waarom het doosje gemaakt werd en hoe het na 100 jaar opnieuw in Brussel terecht kwam: een raadsel. Het Museum lanceerde daarom via sociale media en de traditionele media een roep om hulp van het publiek, en die werd massaal beantwoord.
Drie sporen
De vele tips legden drie mogelijke sporen bloot, alle drie in verband met de meest leesbare naam op het doosje, aan de voorzijde: A. Brinckmann.
Het eerste spoor wees in de richting van een zekere kapitein Brinckmann, een militaire attaché die bij het begin van de oorlog in Brussel verbleef. Deze piste werd echter snel ontkracht: de voornaam van deze kapitein was Friedrich en hij verhuisde al kort na het begin van de oorlog naar het oostelijke front.
Het tweede spoor hield langer stand: dat van Albert Erich Brinckmann, een bekend Duits kunsthistoricus. Brinckmann was betrokken bij de Hilfstelle, een geheime organisatie die via cultuur de Duitse Flamenpolitik moest ondersteunen. DezeFlamenpolitik was er op gericht de Vlaamse samenleving los te weken uit de Belgische staat en aansluiting te doen vinden bij Duitsland. Bovendien kon één van de namen op het deksel, Zöbisch, verwijzen naar Septa Zöbisch, een operazangers. Zöbisch kende Brinckmann via het Kestner Gesellschaft, een kunstgalerij in Hannover. Dat beiden samen in België actief waren om er mee de Duitse cultuuroorlog om de Vlaamse harten te voeren leek perfect mogelijk. Dit op zich interessante spoor liep echter plots dood toen bleek dat de handtekening van Albert Erich Brinckmann niet overeen stemt met die op het doosje: 

Derde keer goede keer

Drie tips, één uit de Verenigde Staten, één uit Duitsland en één uit België zelf, onthulden een derde spoor: de ‘Ölzentrale beim Generalgouverneur in Belgien’. Christoph Roolf, een historicus uit Düsseldorf, wist dat van oversten van de dienst een Hamburgse industrieel was: August Carl Georg Wilhelm Brinckmann. Wat speurwerk door Christoph leverde meteen ook informatie over de andere namen op.

Bundfuss (een koopman uit Hamburg)
Dr. G. Knigge (een chemicus uit Dresden: deze naam was ook door andere mensen juist gelezen en teruggevonden, op basis van een aantal publicaties van de man)
Otten (een koopman uit Hamburg)
Neumann
Spethmann (een koopman uit Hamburg)
Weil (een koopman uit Pruisen)
Zöbisch (een kooman uit Hamburg)
Walter Josky (een koopman uit Hamburg)

Vermoedelijk waren de personen afkomstig uit Hamburg medewerkers van het Hamburgse bedrijf van overste Brinckmann, die door hem naar België werden gehaald om mee te werken in de Ölzentrale.
Al deze informatie is een eerste stap in het volledig ontrafelen van de herkomst van dit doosje. We blijven samen met onze tipgevers verder zoeken naar sporen van de andere namen.
We doen ook graag een nieuwe een oproep aan het publiek: weet u meer over deze Ölzentrale of over haar werknemers? Laat dit dan zeker weten via b.schouppe@kmkg.be.
Foto: kmkg