Het leven van Giovanni Battista Belzoni (1778-1823) laat zich niet zomaar in enkele woorden vatten. Zeggen dat hij alleen maar archeoloog was zou Belzoni te kort doen. Zijn opmerkelijk curriculum vitae bevat fraaie en minder fraaie referenties zoals barbier, monnik, ontdekkingsreiziger, antiquair, verkoper van relieken, circusartiest, vagebond en playboy. Deze weg leidde van zijn geboorte in Padua naar een anoniem graf onder een boom in Gwata in het huidige Nigeria.

Giovanni Battista Belzoni was een van de veertien kinderen van Giacomo en Teresa Belzoni. Zijn vader was barbier in Padua en van Giovanni werd verwacht dat hij de zaak zou overnemen. Hij moest als kind geregeld meehelpen, maar na een incident met een klant die witheet van woede werd omwille van een slechte knipbeurt vluchtte de toen dertienjarige Giovanni met zijn jongere broer Antonio het huis uit. Doel was naar Rome te trekken, maar onderweg zag Giovanni het onzinnige van zijn expeditie in. Hij keerde terug naar huis waar hem een fikse uitbrander wachtte.

De wens om monnik te worden
Drie jaar (in 1794) later lukte het hem dan toch om Rome te bereiken. Dit keer had hij de toestemming van zijn ouders, en Belzoni bereidde zich in een kloosterorde voor om monnik te worden. Hij studeerde er hard en werd geprezen om zijn vroomheid.
Die religieuze bevlieging zou van korte duur zijn. Op 10 februari 1798 namen Franse revolutionairen Rome in en werd paus Pius VI enkele dagen later gearresteerd. Belzoni voelde zich bedreigd. Hij verliet Rome, om na de nodige omzwervingen uiteindelijk in Parijs te belanden. Daar verkocht hij een tijdje religieuze objecten om te overleven, maar hij begon te reizen naar bestemmingen als Padua, de Duitstalige gebieden, Nederland en uiteindelijk Londen.
Circusartiest
In 1803 trouwde hij in Londen met de Britse Sarah Banne uit Bristol, die hem voortaan trouw zou vergezellen. Meteen de start van een opmerkelijke carrièreswitch, want onder impuls van Sarah gaf hij op paaszondag 1803 een eerste voorstelling als… circusartiest in het Sadler Well’s theater in Londen. Dit onder het pseudoniem ‘de Patagonische Samson’, een naam die verwees naar zijn atletische bouw en lengte van 1,95 meter. Al tijdens zijn eerste voorstelling liet hij een diepe indruk op het publiek na. Zo droeg hij onder meer elf personen, die zaten op een frame dat al 50 kg woog schijnbaar moeiteloos over het podium.
Belzoni zou tot 1813 rondtrekken langs de Britse eilanden, en zou naast krachtpatser ook als goochelaar en acteur in revues en theaterstukken optreden, steeds in het gezelschap van Sarah.
Op weg naar Egypte
Belzoni had echter andere plannen. In zijn circuswerk had hij leren omgaan met hydraulica, en dat bracht hem uiteindelijk in de Britse kroonkolonie Malta. Daar ontmoette hij Ismael Gibraltar, een politiek agent van de pasha van Egypte. Gibraltar was in Egypte om er investeerders voor de modernisering van Egypte te vinden. De welbespraakte Belzoni overtuigde hem om een nieuw type van efficiënte waterpomp te bouwen. Gibraltar hapte toe, en Belzoni mocht met zijn vrouw op prospectie naar Egypte trekken.
Het project liep uit op een sisser omdat de door Belzoni met veel poeha bejubelde waterpomp niet naar behoren bleek te werken.
Nieuwe carrière als archeoloog
 Zoals zo vaak in zijn leven was het lot Belzoni gunstig gezind. De Britse reiziger Lewis Buckhardt was op dat moment in Egypte met de bedoeling om het gigantische granieten hoofd van een standbeeld aan het British Museum te schenken. Dit hoofd lag gescheiden van de rest van het lichaam in het zand en stond bekend als de ‘Jonge Memnon’. Intussen weten we dat het eigenlijk om farao Ramses II ging.
Buckhardt was op zoek naar de nodige fondsen en vond uiteindelijk een geldschieter, Henry Salt. Belzoni bood aan hem te vergezellen. Het zou hem uiteindelijk lukken om de nodige werkkrachten te verzamelen en het hoofd op een boot richting Londen te zetten.
De tombe van farao Seti I en de tweede piramide van Gizeh
Belzoni had nu de smaak te pakken. Salt huurde hem geregeld in voor allerlei opgraafwerken in Thebe en Abu Simbel. In de Vallei van de Koningen ontdekte Belzoni in 1817 vier tombes, waaronder die van farao Seti I. Deze tombe zou voortaan bekend staan als de ‘tombe van Belzoni’.
Belzoni was niet vies van geld, maar werd nog meer door eerzucht gedreven. Hij was bang dat hij zijn financier Salt met de pluimen zou gaan lopen en eiste dat hij niet langer als gewone ‘werknemer’ zou beschouwd worden. Salt gaf toe en bewierookte Belzoni uitgebreid tot diens ego voldoende gestreeld was.
Nu kwam Belzoni pas op kruissnelheid. Als een tornado trok hij nog meerdere jaren door Egypte. Daar ontdekte hij in 1818 de toegang tot de tweede piramide van Gizeh. Datzelfde jaar trok hij ook nog naar de antieke stad Berenice en liet hij een obelisk uit Philae naar Engeland transporteren. Pas in september 1819 zou hij Egypte definitief verlaten, op zoek naar nieuwe uitdagingen.
Laatste halte Afrika
Al die grote successen in Egypte waren voor Belzoni onvoldoende. Op zoek naar nog meer roem vertrok hij – voor het eerst zonder Sarah – in 1823 naar West-Afrika. Hij wilde daar de bron van de rivier de Niger ontdekken.
Ondanks al zijn ervaring trapte Belzoni in de val van zovele ontdekkingsreizigers. Tijdens deze trip gedroeg hij zich bepaald roekeloos en nam hij onvoldoende hygiënische voorzorgsmaatregelen in acht. Hij zou dit uiteindelijk met zijn leven bekopen. In de binnenlanden van wat toen Benin was (nu Nigeria) liep hij dysenterie op. Hij werd in allerijl nog naar de havenstad Gwato gebracht, maar overleed daar op 3 december 1823. Zijn lichaam werd er achteloos onder een boom begraven.
In 1862 berichtte ontdekkingsreiziger Richard Burton tijdens zijn reis langs de westkust van Afrika dat enkele oude mannen zich weliswaar nog de gedreven grote vreemdeling herinnerden, maar dat alle sporen van zijn graf intussen verdwenen waren. Iets waar de door eerzucht gedreven Belzoni allesbehalve tevreden mee geweest zou zijn…
Auteur: Stefaan Van Laere

Foto’s: www.seniorennet.be