Het Aisne departement in Frankrijk is nog altijd een beetje onbekend en toch heeft het een enorm aanbod. Als een van de grootste departementen in Frankrijk is het verdeeld in kleine regio’s , met elk hun eigen karakter. In het noorden nog grenzend aan een streepje België loopt het door tot diep in het zuiden waar er aan champagne productie wordt gedaan. Het departement beschikt over  een groot aantal wandel en fiets mogelijkheden , vele kanalen , waterwerken en historische rijkdom.

Ten noorden van Laon, de administratieve hoofdplaats van de Aisne , ligt het kleine stadje Guise. Guise is vooral bekend van “ Le Familistère “. Familistère , in feite een stad in een stad ,  is een creatie van de Franse industrieel Jean-Baptiste Andre Godin. Het vertelt ons de economische en sociale geschiedenis in de 19een begin 20eeeuw. Je kan het een beetje vergelijken met “ Port Sunlight van Lord Lever of Saltaire “ in Engeland  of  met New Lanark “ in Schotland. Godin startte als zoon van een slotenmaker in het midden van de 19eeeuw met een werkplaats voor gietijzeren kachels. Door het ter plaatse  smelten van het materiaal levert hij hoge kwaliteit en maakt snel fortuin. De productie is nu uitgebreid  met fornuizen , kookketels , pannen ,  wafelijzers en vele andere gietijzeren gebruiksvoorwerpen. Het fabriek aan de Oise rivier telde op een zeker ogenblik wel 2500 werknemers.

Godin zelf volgt de theorieën van Charles Fournier ,  een Franse utopist. Godin  wil zijn rijkdom gebruiken ter verbetering van de levensomstandigheden van zijn werknemers. Een utopisch socialisme noemt hij het.  Rond 1859 ziet men aan de overkant van de rivier een  enorm bouwwerk verrijzen. Een Sociaal Paleis noemt Godin het. Een centraal paviljoen met twee vleugels.  De appartementen voor zijn werknemers zijn ruim en luchtig in vergelijking met de toenmalige sloppenwijken. Helderheid en luchtcirculatie zijn  een prioriteit bij de bouw ervan.  Naast de woonruimtes voorziet Godin ook  een school , een wasruimte met zelfs ernaast een zwembad met aangepaste bodem , een theater, een kinderoppas en een winkelruimte. Hij gaf zijn personeel, ruimte , verse luchtcirculatie , warmte , voldoende lichtinval , drinkbaar water , hygiëne, opvoeding en zelfs een soort van sociale zekerheid.

Zijn doorzettingsvermogen is even onverwoestbaar als zijn gietijzeren kachels. Hij geeft zijn verwezenlijking een naam , een nieuw woord wordt zo gecreëerd: Le Familistère.  Een samenvoeging van de woorden “famille” en phalanstere ( = een plaats waar meerdere families leven en werken en alles vinden wat noodzakelijk is voor hen).Het systeem kende zijn ups en downs tot in 1968 de zogenaamde coöperatieve werd ontbonden. Zoals op zovele plaatsen werd het domein jarenlang verwaarloosd tot er in 1996 een ambitieus programma kwam om alles terug in zijn volle glorie te restaureren en het open te stellen voor het publiek. Een unieke samenwerking van het departement , de stad en privé initiatief is er in geslaagd om je nu onder te dompelen in een der prachtigste culturele en historische attracties in Frankrijk.

Trek zeker een halve dag uit voor een bezoek. Op sommige tijdstippen zijn er ook rondleidingen. De site is verdeeld in verschillende gebouwen. In “ Les Economats “is het onthaal gevestigd. Bezoek hier zeker het achterliggend info gedeelte. Aan de hand van een introductie en een reuzegrote maquette kan je je  al een idee vormen over de geschiedenis van  Le Familistére. Naast het onthaal is er trouwens ook een restaurant met een lekker dagmenu aan zeer sociale prijzen.  ( Hier heeft Godin nog steeds zijn invloed). Recht tegenover het standbeeld van de stichter zien we de grootste attractie , het Centrale Paviljoen, door twee vleugels geflankeerd. Laat je aangenaam verrassen door het iconische , luchtige binnenplein , sierlijk in  gele steen. Op elke verdieping vind je tentoonstellingsruimtes over de verschillende onderwerpen aangaande de geschiedenis van de site.  Alles komt aan bod ,de bouw , de bevolking, de leefruimtes en de productie  van de verschillende huishoudelijke voorwerpen, Zo zien we gietijzeren kachels , fornuizen , strijk – en wafelijzers geproduceerd in  de fabriek aan de overzijde van de Oise. Men maakte er  zelfs wiegen, wiegen met een eigentijdse , revolutionaire toets:  Godin vond dat baby’s niet volledig moesten ingepakt worden want volgens hem zou dit schadelijk zijn voor  de evolutie van het kind. Hij gebruikte een grote matras gevuld met zemelen  en bedekt met een katoenen doek. De zemelen  waren zeer absorberend en alleen de doek moest gewassen worden .

In een ander gebouw naast de rivier was de centrale wasplaats gevestigd met ernaast een heus zwembad. Hygiëne en beweging stonden  ook hoog in het vaandel bij Godin.  Tenslotte is er  nog de theaterzaal die nu nog voor lokale evenementen gebruikt wordt.

Kortom wie van sociale geschiedenis , architectuur en technische hoogstandjes houdt zal  van het bezoek genieten.

Alle info: www.familistere.com.

In de site is er ook een grote winkel , niet alleen  met souvenirs maar ook  met veel materiaal in gietijzer. Aantrekkelijke kookpotten bv. ook van het merk Le Creuset , een firma die  nog steeds nauwe banden heeft met de huidige fabriek.

Heb je nog tijd in Guise dan kan je zeker even  het Chateau Fort de Guise binnenwippen. Het middeleeuws kasteel werd  tot een bastion omgevormd door de Graven de Guise. Het weerstond in die tijd verschillende belegeringen.  Later werd het  nog door Vauban aangepast. Het  kende echter  zijn zwanenzang op het einde van de Eerste  Wereldoorlog.  Wegens zijn strategische ligging werd het een Duitse observatiepost.   Langdurige Franse  bombardementen betekenden een bijna totale verwoesting. Het verval ging verder tot een erfgoed – organisatie “ Le Club du Vieux Manoir “ de site overnam.  Het restaureren zou een werk van lange adem worden, vrijwilligers uit alle opleiding circuits zijn het hele jaar door met restauratie en opgravingen bezig. De info ruimte wordt constant aangevuld en het terrein is nu ook beschikbaar voor evenementen.  Alle info :  www.chateaudeguise.fr

Vanuit België bereik je Guise in een goede twee uur rijden.

Foto’s en tekst: A. Charrin.