Wanneer kinderen tijdens groepwerk zogenaamde ‘exploratieve gesprekken’ voeren, gaat hun probleemoplossend vermogen er op vooruit. Dat blijkt uit het doctoraatsonderzoek van Jan T’Sas, verbonden aan de Antwerp School of Education (UAntwerpen).
Van de Russische leerpsycholoog Vygotsky en recenter, op basis van de sociaalconstructivistische leertheorie, weten we dat taal en interactie belangrijk zijn voor het leren van leerlingen. Groepswerk bijvoorbeeld biedt leerkrachten heel wat kansen om zowel vakdoelen als talige doelen na te streven. Daartoe is het noodzakelijk dat leerlingen onder meer efficiënte gesprekstechnieken leren hanteren. De jongste twintig jaar is vooral in Engeland onderzoek uitgevoerd naar effecten van exploratieve gesprekken. Dat zijn gesprekken waarin leerlingen gericht leren argumenteren en hun gedachten formuleren. Exploratieve gesprekken stimuleren leerlingen om rationeler te denken en te praten, waardoor probleemoplossende vaardigheden erop vooruitgaan. Maar leerlingen beheersen de exploratieve gesprekstechnieken niet van nature en ze krijgen ze ook niet zomaar van thuis mee; ze moeten ze leren op school.
Bredere argumentaties
Geïnspireerd door de praktijkonderzoeken van Mercer en Littleton, die de leereffecten van exploratieve gesprekken hebben aangetoond in het Britse onderwijs, voerde Jan T’Sas (UAntwerpen) een gelijkaardig onderzoek uit in vijf klassen uit evenveel Antwerpse lagere scholen, met pre- en postmeting. Er werd gewerkt met controle- en experimenteergroepen. De experimenteergroepen werden getraind in het voeren van exploratieve gesprekken en pasten de techniek vervolgens herhaald toe tijdens groepswerk. De verzamelde data (groepsgesprekken, toetsresultaten en observaties) werden zowel kwalitatief als kwantitatief geanalyseerd. Jan T’Sas: “We kwamen tot gelijkaardige conclusies als Mercer en zijn collega’s: de leerlingen in de experimenteergroepen gingen tijdens groepswerk exploratiever spreken, hun redeneervermogen nam toe, ze weidden meer uit tijdens het argumenteren en ze verdeelden de spreekbeurten democratischer. Tegelijk verbeterden ze hun probleemoplossend denken, het sterkst in groep maar ook individueel.”
Diversere schoolpopulaties
Van de gemeten individuele verschillen tussen leerlingen – geslacht, sociaaleconomische situatie, spellingniveau, wiskundeniveau – hadden de eerste drie geen significante impact op hun exploratief leren spreken in groepsverband. Leerlingen die sterk zijn in wiskunde gingen er, vergeleken met andere leerlingen, wel significant op vooruit. “De resultaten zijn niet enkel belangrijk voor de spreek- en luistervaardigheden van taalzwakke én taalsterke leerlingen, observaties tonen ook betere samenwerking aan en democratischer omgangsvormen onder leerlingen, wat vooral een positieve rol kan spelen in steeds diverser wordende schoolpopulaties”, aldus de kersverse doctor.