Kevin Ariën(foto) schreef een blog ter gelegenheid van het 90-jarig jubileum van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen (FWO). Hoogleraren Kevin Ariën en Johan van Griensven zijn voortdurend op zoek naar nieuwe oplossingen voor tropische infectieziekten zoals ebola, dengue, hiv en leishmaniasis. Op 14 december zullen zij hun visie delen op de 90e verjaardag van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen (FWO) .
Uitbraken van infectieziekten hebben in de loop van de geschiedenis plaatsgevonden. De dodelijke pandemie, bekend als de Spaanse griep, raakte een eeuw geleden, in 1918. Met een geschat dodental van tussen de 50 en 100 miljoen mensen is het de grootste griepepidemie in de recente collectieve herinnering, maar oude geschriften spreken ook van besmettelijke epidemieën. ziekten zoals gele koorts, buiktyfus en malaria. De sociaal-economische omstandigheden van vandaag zijn drastisch veranderd ten opzichte van 1918. De wereldbevolking is vele malen groter en mensen vluchten op het platteland en wonen dichter bij elkaar in steden. Het voeden van al die monden vraagt ​​een steeds grotere tol van onze omgeving. We verstoren natuurlijke biotopen waar dieren en pathogenen samenleven. De landbouw neemt hun natuurlijke habitats over. En dit resulteert in een verhoogde blootstelling aan nieuwe pathogenen. We bewegen ons in een tempo dat in het verleden totaal ondenkbaar was geweest – zelfs slechts een paar decennia geleden. Er zijn 60 commerciële vluchten per dag tussen de Verenigde Staten en China alleen al, waarbij minstens 30.000 mensen worden vervoerd. Denk maar aan de mogelijke gevolgen wanneer een reiziger uit China op een van deze vluchten komt met een nieuwe variant van het griepvirus.
De geneeskunde gaat ook razendsnel vooruit en toch zijn we onvoldoende gewapend tegen virussen en resistente micro-organismen. Onze detectiemethoden zijn verbeterd – in 1918 was het zelfs niet bekend dat de Spaanse griep werd veroorzaakt door een virus. Recente ontwikkelingen in snelle diagnostische methoden die kunnen worden gebruikt in de nabijheid van de patiënt en genoomanalyse zijn uiterst belangrijk. Succes of falen bij het opsporen en beheersen van een epidemie hangt af van goede detectiemethoden. We hebben tests beschikbaar voor bekende virussen zoals de griep, SARS en MERS, Ebola, HIV, Zika en dengue – om er maar een paar te noemen – maar dit is natuurlijk niet van toepassing op nieuwe virussen die voor de eerste keer in de mens verschijnen. Hoewel we tegenwoordig snel ziekteveroorzakers kunnen identificeren met technieken voor genoomsequentiebepaling, kan het enkele maanden duren voordat de symptomen worden herkend of geassocieerd met een mogelijk nieuw pathogeen. Dat was het geval met Zika, die meer dan een jaar ongemerkt in Zuid-Amerika circuleerde voordat het klinisch werd erkend. Het ebolavirus wandelde een aantal maanden rond in West-Afrika (eind 2013, begin 2014) voordat het werd herkend en groeide uit tot de grootste Ebola-epidemie ooit. Dit benadrukt het belang van adequate monitoring voor uitbraken in hotspots.
De Ebola-uitbraak in West-Afrika heeft een groot aantal diagnostische en farmaceutische bedrijven en nationale en internationale organisaties gemotiveerd om nieuwe diagnostische tests, therapieën en vaccins te ontwikkelen. De Amerikaanse Food and Drug Administration (FDA) en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) hebben speciale programma’s gelanceerd om diagnostische tests te gebruiken onder de uitzonderlijke omstandigheden van een internationale noodsituatie. Vandaag, twee jaar en drie Ebola-uitbraken later, blijft slechts een beperkt aantal van de tests die op dat moment zijn ontwikkeld beschikbaar voor een uitbraakreactie. Dit is grotendeels het gevolg van een problematisch economisch model. Bedrijven die gespecialiseerd zijn in diagnostiek wegen een beperkte afzetmarkt, bijgevolg beperkte volumes en de noodzakelijke lage verkoopprijs van een test (gezien de speciale behoefte in landen met lage en midden-lage inkomens) tegen de hoge kosten van ontwikkeling, productie en introductie op de markt van tests voor aandoeningen waarvan de incidentie moeilijk te voorspellen is. Tijdens een epidemie wordt testen meestal beschikbaar gesteld via donorfinanciering door overheden, ngo’s en filantropische organisaties, maar testen is veel zeldzamer beschikbaar – of helemaal niet – op andere momenten voor monitoringdoeleinden. Een radicaal, nieuw economisch model is nodig om pertinent de beschikbaarheid van diagnostische tests voor deze aandoeningen te verzekeren. In de afgelopen jaren hebben onderzoekers van het Instituut voor Tropische Geneeskunde in Antwerpen intensief gewerkt aan de ontwikkeling van nieuwe diagnostische tests voor tropische koorts, waaronder hemorragische koorts zoals Ebola, Marburg, Lassa, gele koorts, Rift Valley-koorts en andere. Het principe is gebaseerd op een syndromale benadering waarbij we gelijktijdig testen op een breed panel van veroorzakers van virale ziekten en malaria. We gebruiken deze expertise nu in de strijd tegen ebola in de Democratische Republiek Congo. We ontwikkelen ook nieuwe tests voor zeer veel voorkomende door muggen overgebrachte virussen zoals dengue, Zika en chikungunya, voor genoomdetectie en voor serologie (dwz detectie van antilichamen in reactie op een infectie door gebruik van een viraal antigeen). De virussen die Zika, dengue en gele koorts veroorzaken, zijn flavivirussen, een grote familie van virussen die genetisch en antigeen nauw verwant zijn. De huidige antilichaamdetectietests voor flavivirussen zijn niet erg specifiek en belemmeren daarom een ​​correcte diagnose bij reizigers die terugkeren uit de tropen maar vooral ook in endemische regio’s. Samen met onze partners in Peru, Cuba en de Democratische Republiek Congo, en met financiering van de Vlaamse en federale overheid en de Europese Commissie, werken we aan alternatieven.
Foto: www.itg.be (Instituut voor Medische Geneeskunde)