In november 2016 kondigde de minister van Volksgezondheid en Sociale Zaken besparingen aan in de gezondheidszorg door het terugschroeven van de terugbetaling van enkele geneesmiddelengroepen: de nasale corticosteroïden, de antibiotica en de protonpompinhibitoren, in de volksmond ook wel de maagzuurremmers genoemd. Claudia Defoort, studente farmaceutische wetenschappen aan de Universiteit Antwerpen, onderzocht voor haar masterproef het misbruik van deze geneesmiddelengroepen en de gevolgen van deze wijzigingen. Apothekers zijn voor patiënten een eerste aanspreekpunt. Zij worden sinds het begrotingsoverleg in november 2016 overladen met vragen over deze besparingen. Minister Maggie De Block bleef toen heel vaag met termen als “in januari”, “niet meer terugbetaalde neussprays” en “grote dozen maagzuurremmers niet meer terugbetaald”, waardoor het voor zorgverleners heel erg moeilijk was om de patiënt correct te informeren. Als reactie, deels na de nodige media-aandacht en op aanraden van zorgverleners, gingen de patiënten  in november en december aan het hamsteren. “In die periode zien we een stijging van 31% in de verkoop van de maagzuurremmers en een stijging van 75% van de corticosteroïdensprays”, weet Claudia Defoort. “Volgens de Algemene Pharmaceutische Bond (APB) zorgt dit samen voor een meerkost van vijf miljoen euro voor het RIZIV.”
Begin 2017 werden de maatregelen iets duidelijker. De corticosteroïdensprays worden na wat protest toch nog terugbetaald, maar dan in de veel beperktere vergoedingscategorie Cx in plaats van B. Maar minister De Block voegde er ook aan toe dat deze preparaten toch bij de maximumfactuur zullen worden gerekend. Er kwamen ook voorschriftvrije preparaten bij, wat patiënten de kost en moeite van een huisartsenbezoek bespaart. Op de maximumfactuur in categorie Cx? Defoort: “Wanneer we bekijken welke kosten meetellen in de maximumfactuur (MAF) vinden we terug dat geneesmiddelen uit categorie A, B en C hier tellen, maar Cs (met uitzondering van de griepvaccins) en Cx niet. Om deze uitzonderlijke maatregel te bekomen zal een nieuwe wet worden opgesteld, zo beloofde minister Maggie De Block. Zolang deze wet niet is opgemaakt zal de patiënt de neussprays aan remgeld moeten blijven betalen, ook al werd de MAF bereikt. Dit in tegenstelling tot andere geneesmiddelen die tot categorie A, B en C behoren en die de patiënt zonder remgeld kan bekomen na het bereiken van het plafondbedrag van de MAF. Weer een extra regel die de complexiteit van de ziekteverzekering er zeker niet op verbetert.” Maagzuurremmers worden vanaf april 2017 niet meer terugbetaald in verpakkingen van meer dan 60 eenheden in de hoogste dosering (bv. pantoprazol 40 mg 100 tabletten), tenzij de patiënt in aanmerking komt voor een attest. Hiermee wil de minister overconsumptie tegengaan. Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat 40% van de patiënten in het ziekenhuis onnodig een maagzuurremmer krijgt toegediend. Door gebrek aan communicatie met de huisarts neemt twee derde van de patiënten nog altijd dit geneesmiddel na zes maanden, en dit terwijl het maar in enkele gevallen wordt aanbevolen om langer dan twee maanden een maagzuurremmer in te nemen. Wanneer de patiënt overschakelt naar een lagere dosis met dubbele inname om aan dezelfde dosis als voorheen te geraken, betaalt hij slechts 6,75 euro meer per jaar tegenover de prijs die de patiënt per jaar betaalde vóór de wijzigingen. “Die kleinere verpakkingen worden namelijk wel nog terugbetaald”, legt de masterstudente farmaceutische wetenschappen uit. “Het probleem wordt dus enkel verschoven. Waarom dan geen andere maatregelen uitwerken? Zo kan het promoten van een andere wijze van inname kostenbesparend zijn.”
Uit onderzoek blijkt immers dat intermitterende of ‘on demand’ therapie dikwijls kosteneffectief en op lange termijn minstens even werkzaam is als continue behandeling. Een andere manier is het sensibiliseren van de patiënten en artsen. Maagzuurremmers zijn namelijk in grote hoeveelheden op voorschrift waardoor de patiënt afhankelijk is van de arts. Apothekers en artsen kunnen extra begeleiding bieden waardoor overgebruik van medicatie vermeden kan worden. Zo kan er extra aandacht gevestigd worden op de niet-medicamenteuze therapie, namelijk het vermijden van de prikkels waardoor deze symptomen optreden. Koffie, uien en pepers kunnen zuurbranden uitlokken, maar ook roken en zware maaltijden in de late avond kunnen aanleiding geven tot maaglast. Antibiotica veranderden per 1 april van categorie B (therapeutisch belangrijke middelen) naar categorie C (‘symptomatische’ geneesmiddelen). De verandering zorgt voor een verdubbeling van de prijs voor de patiënt. In de meeste gevallen is dit niet dramatisch, maar wat met de zwakke patiënt onder een langdurige therapie? Neobacitracine®, een antibioticum dat in oktober 2015 al de wijziging van categorie B naar C onderging, is sindsdien helemaal niet minder verkocht. Er zijn dus weinig argumenten om te geloven dat de minister met een prijsstijging de antibioticaresistentie zal kunnen terugdringen. Logisch, want deze geneesmiddelen worden enkel meegegeven op voorschrift en de verantwoordelijkheid ligt dus bij de artsen. Om overconsumptie en resistentie te verminderen moet dus vooral worden ingezet op opleiding en sensibiliseren van voorschrijvers. Overconsumptie bij deze drie geneesmiddelenklassen is inderdaad een probleem, maar de huidige wijzigingen in terugbetaling zullen dat probleem niet aanpakken en bezorgden de ziekteverzekering op korte termijn zelfs een meerkost. Andere methoden zijn noodzakelijk. Het optimaal benutten van de kennis van zorgverleners kan helpen om patiënten écht beter te verzorgen. Samenwerking tussen arts, apotheker, andere zorgverleners en de overheid kan de basis vormen van de goede zorg voor de patiënt. Communicatie is daarbij essentieel en kan verbeterd worden door bijvoorbeeld interprofessionele samenwerking te promoten en medicatieschema’s en reviews ervan uit te voeren. Een huisapotheker heeft vaak een volledig beeld van welke medicatie een patiënt neemt (al dan niet op voorschrift) en kan bijgevolg misbruik van medicatie, interacties en overbodige medicatie goed inschatten. Hierdoor kan ‘misbruik’ van geneesmiddelen verminderd worden en zijn maatregelen waarbij de patiënt wordt geraakt niet nodig. Tenzij het natuurlijk puur besparingen zijn.