Een beeld van veertig jaar bescherming van industrieel erfgoed in Vlaanderen.
In het begin van de jaren 1970 kwam vanuit Groot-Brittannië een nieuw begrip en een nieuwe discipline overgewaaid naar Vlaanderen: de industriële archeologie. Die hield zich bezig met de studie, het behoud en de ontsluiting van het typische erfgoed dat tijdens de industriële periode door nijverheid en techniek gecreëerd werd.

Tijdens deze eerste jaren werd nog eigenaardig en met wantrouwen gekeken naar de rare jongens die zich inzetten voor vervallen fabrieken, arbeiderswijken, roestige machines, verouderde technieken,…
Het erfgoed van de vuile handen…
In 1975 veranderde er veel.
Het was het Europees Jaar van het Bouwkundig Erfgoed.
In dat jaar werden in België de eerste industriële sites wettelijk beschermd als monument, zij het niet zonder slag of stoot. Het station van Antwerpen omwille van zijn esthetische kwaliteiten. De oude jeneverstokerij Stellingwerff-Theunissen in Hasselt omwille van het industriële verhaal die ze vertelde en de wijze waarop ze symbool stond voor een typische regionale nijverheid.
Einde van dat jaar werd in Brussel de eerste tentoonstelling in België over het thema georganiseerd, “En toen kwam de machine. Kennismaking met de industriële archeologie”.

Dat was een begin.
De eerste werkgroepen die zich voor het industrieel erfgoed inzetten zagen het licht. De eerste sites werden door vrijwilligers aangepakt. De eerste publicaties kwamen van de pers.
Een jaar later, in 1976, werd het nieuwe Vlaamse decreet op behoud van monumenten, stads- en dorpsgezichten gestemd. Voor het eerst in Europa werd de term ‘industriële archeologie’ in een wet opgenomen. Sedertdien werden een groot aantal sites wettelijk beschermd als monument, van kleine brouwerijen tot de reusachtige getuigenissen van de Limburgse steenkoolmijnen. Er werd behouden, gerestaureerd, opengesteld voor het publiek.
In 1978 werd de Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie vzw opgericht. Het is nu de oudste landelijk werkende vereniging op het Europese continent.

Tijd om even terug te blikken.
VVIA realiseerde in 2015 een tentoonstelling die de evolutie van veertig jaar beschermingsbeleid van industrieel erfgoed in Vlaanderen in beeld brengt.
Aan de hand van een selectie aan sites wordt een chronologisch en typologisch overzicht gegeven van in Vlaanderen sedert 1975 als monument wettelijk beschermde sites, wat leidde tot hun bescherming en wat was de rol van de burger en verenigingen daarbij, waarom werden ze beschermd, en wat gebeurde er mee nadat de bescherming effectief werd.
Een verhaal van brouwerijen en stokerijen, molens en maalderijen, stoommachines – tot textielfabrieken, steenkoolmijnen en petroleuminstallaties.
Een gevarieerd overzicht dat een beeld biedt van de wortels van nijverheid en techniek in Vlaanderen.
Gebouwen en sites die de wijze illustreren waarop onze hedendaagse technologische maatschappij groeide.
Een boeiend overzicht met voorbeelden uit alle provincies.
Een aanleiding om na te denken over de wijze waarop we met dat erfgoed omgaan en welke plaats we het in onze leefomgeving (kunnen) geven.

Van Gdansk tot Barcelona, en doorheen Vlaanderen
De tentoonstelling werd op 17 maart 2015 in première voorgesteld tijdens de Vlaamse Week in Gdansk (Polen), We kozen daarvoor een symbolische plek, nl. het oude opleidingsgebouw voor het personeel van de voormalige Lenin-scheepswerven waar ooit Solidarnosc van start ging. Dit gebouw is nu het Instytut Sztuki Wyspa (Wyspa Institute of Art), een initiatief dat door enthousiaste jonge mensen gedragen wordt, met veel engagement en zonder pretentie.
Nadien trok de tentoonstelling doorheen Vlaanderen, met een eerste opstelling – hoe kon het ook anders – in het Jenevermuseum in Hasselt, het eerste pand in België dat omwille van zijn industrieel archeologische waarde als monument beschermd werd.
Om ook in Barcelona te belanden, waar ze van 15 december 2016 tot 16 april 2017 opgesteld stond in de dépendance van het stadsmuseum MUHBA Oliva Artés

Foto’s: www.industrieelerfgoed.be