Op Gedichtendag droeg Maarten Inghels het stadsdichterschap van Antwerpen over aan Maud Vanhauwaert in het Paleis op de Meir.
Schepen Caroline Bastiaens: “Maud Verhauwaert wordt de komende twee jaar stadsdichter van onze stad en staat hiermee op een mooi lijstje van Antwerpse stadsdichters: Tom Lanoye, Ramsey Nasr, Bart Moeyaert, Joke van Leeuwen, Peter Holvoet-Hanssen, Bernard Dewulf, Stijn Vranken en Maarten Inghels. Ze komt uit een nieuwe generatie van dichters die niet alleen in hun pen kruipen maar ook het podium bestijgen en de straat op gaan. Haar poëzie is verrassend, speels en steeds toegankelijk en door haar frisse benadering en haar originele verbeeldingskracht zal ze de Antwerpenaar ongetwijfeld weten aan te spreken. Samen met Maud willen we ook in 2018 en 2019 de kracht van het woord blijven uitdragen en poëzie tot bij de mensen brengen. Ik wil ook haar voorganger, Maarten Inghels, bedanken. Hij viel op door zijn originele wijze en innovatieve ideeën om poëzie te laten leven in de stad én om van de dood weer een thema van het leven te maken.”
Vanhauwaert stelde haar eerste ‘stadsgedicht’ voor met een actie. Ze liet een twintigtal mensen, van kop tot teen in wit gehuld, een optocht houden op de Meir met witte borden zonder opschrift. Deze actie symboliseert voor de stadsdichter de ‘witruimte’ die ze aan de stad en haar bewoners wil schenken.
Maud Vanhauwaert: “Mijn eerste stadsgedicht bestaat niet zozeer uit woorden, zoals misschien te verwachten valt, maar uit witruimte. De woorden staan er slechts om de leegte te kaderen. U kan kiezen hoe u het begrip ‘witruimte’ invult. Voor mij gaat het over de oningevulde dagen in een agenda, over al wat niet in een hokje te plaatsen valt, over de optelsom van alle kleuren, over de ruimte voor verbeelding, daar waar de twijfel danst. Ik heb het over de momenten waarop we met verstomming zijn geslagen, over al dat waar geen woord voor bestaat, over een nieuw gebed: ‘zwijg tot mij en ik zal gezond worden.’ Ik heb het gevoel dat er op dit moment eigenlijk al woorden genoeg zijn, zeker in Antwerpen. Dat er veel, heel veel wordt gezegd. Ik kan er niet aan doen: als ik de streepjes rond de A van Antwerpen zie, dan denk ik niet alleen aan stralen, maar ook aan de speekselspetters van Leon Van der Neffe, u weet wel, de schreeuwerige racistische buurman van Marcel Kiekeboe. Het klinkt misschien paradoxaal, maar als liefhebber van het woord ben ik bang voor de groeiende en alles overheersende macht van het woord. Soms ben ik bang dat dit de stad van ‘t schelden wordt.
Natuurlijk, het idee om witruimte centraal te stellen is niet nieuw. 66 jaar geleden componeerde John Cage zijn werk bestaande uit 4 minuten en 33 seconden stilte. Hij zei: ‘I have nothing to say / and I am saying it / and that is poetry / as I needed it’. Ook andere kunstenaars speelden met hetzelfde idee. Kan je witruimte eigenlijk plagiëren? Kan iemand ooit zeggen: zeg, maar, ik heb ook al eens niets gezegd?
Even dacht ik: ik moet er gebroken witruimte van maken, of er toch ergens een puntje op zetten, en me zo de leegte eigen maken. Maar nee, laat ik mij maar inschrijven in de geschiedenis, laat mijn witruimte maar naadloos overgaan in de witruimte van alle dichters en van Cage, en laat ik zijn uitspraak maar als motto nemen voor mijn stadsdichterschap. Ik heb niets te zeggen, en ik zeg het. Alsook: waarover we niet spreken kunnen, laten we het daar eens over hebben.”
Iedereen die ‘witruimte’ nodig heeft, kan die vanaf 1 maart 2018 komen halen in het Letterenhuis (Minderbroedersstraat 22, Antwerpen). Maud Vanhauwaert zal u vragen waarom u ‘witruimte’ nodig heeft en ze is helemaal van u.

Alle stadsgedichten van Maud Vanhauwaert zullen te lezen zijn op www.antwerpenboekenstad.be
Foto: Antwerpen Boekenstad