In mei legt elke vogel een ei: de opwarming van het klimaat maakt dat deze klassieker hoe langer, hoe minder geldt. Zeker in het hoge noorden wordt het broedproces grondig verstoort. Dat blijkt onder meer uit werk van Thomas Lameris, die voor zijn onderzoek naar brandganzen op zaterdag 19 januari de Ornithologieprijs Wim Dings – De Wielewaal krijgt.
De Universiteit Antwerpen reikt samen met Natuurpunt, de Vogeldag en de Nederlandse Ornithologische Unie (NOU) tweejaarlijks de Ornithologieprijs Wim Dings – De Wielewaal uit. De prijs, waaraan een bedrag van 2000 euro verbonden is, herdenkt veldornitholoog Wim Dings (1927-2012). Turnhoutenaar Dings was een enthousiast en actief lid van vereniging ‘De Wielewaal’, nu deel van Natuurpunt. De prijs wil het wetenschappelijk veldornithologisch onderzoek in België en Nederland stimuleren.
Broeden in het noorden
Laureaat in 2019 is de Nederlandse onderzoeker Thomas Lameris. Hij doctoreerde aan het Nederlands Instituut voor Oecologisch Onderzoek (NIOO) en de Universiteit van Amsterdam, en werkt momenteel als postdoctoraal onderzoeker aan het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ). Lameris sleept de award in de wacht met een onderzoek naar de effecten van klimaatverandering op Arctische trekvogels.
“De opwarming van de aarde heeft impact op het broedproces van vogels”, vertelt Lameris. “Veel vogels beginnen vroeger te broeden. In het arctische gebied, waar de opwarming zich het snelst voltrekt, zijn de gevolgen nog drastischer waarneembaar. Ik focuste tijdens mijn onderzoek op de brandgans, een trekvogel die overwintert in Noord-West-Europa, om in het voorjaar te gaan broeden in het hoge noorden.”
Minder eiwitten in het gras
Lameris deed veldonderzoek en rustte een aantal ganzen uit met gps-trackers. Zo verkreeg hij een precies beeld van de voorjaarstrek. “Uit de data blijkt dat de brandganzen de timing van hun voorjaarstrek in het algemeen niet hebben veranderd ondanks een opwarmend klimaat. Tijdens warmere voorjaren versnellen de ganzen wel hun vlucht naar hun arctische broedgebieden, waar ze vervolgens meer tijd nodig hebben om aan te sterken vooraleer ze kunnen gaan broeden.”
De soort begint dus relatief laat te broeden. Te laat, want de ‘voedselpiek’ (het jonge gras waar de brandgans zichzelf en zijn kuikens mee voedt) is dan al achter de rug. “Wanneer de kuikens uit het ei komen, zijn de noodzakelijke eiwitconcentraties in het beschikbare gras alweer teruggelopen. De kuikens lopen zo het beste gras mis en hebben daardoor een lagere overlevingskans. Ondanks een flexibele voorjaarstrek lukt het de ganzen dus niet om zich snel aan te passen aan een opwarmende noordpool”, besluit de onderzoeker.
De problematiek treft ook andere vogels, ook in onze contreien. Eerder onderzoek van de Universiteit Antwerpen toonde bijvoorbeeld aan dat de koolmees jaar na jaar vroeger zijn eieren legt, om zo zijn kuikens te kunnen voeren met de rupsen die ook steeds eerder verschijnen.

Foto: Thomas Lameris met een brandgans. (UAntwerpen & Natuurpunt)