Sinds begin mei 2018 zijn er in het noordwesten van de Democratische Republiek Congo al meer dan vijftig mogelijke gevallen van ebola gesignaleerd. De Congolese overheid, de Wereldgezondheidsorganisatie en partnerorganisaties doen er alles aan om een grote uitbraak zoals die van 2013-2016 in West-Afrika te voorkomen. Het Instituut voor Tropische Geneeskunde (ITG) in Antwerpen stuurde zaterdag 26 mei twee onderzoekers ter ondersteuning van zijn Congolese partners.
Terwijl humanitaire organisaties bij een uitbraak instaan voor de eerste respons, heeft het ITG met name expertise in onderzoek tijdens uitbraken. Het Instituut lanceerde in april 2018 een Outbreak Research Team met financiering van het Departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI) van de Vlaamse overheid. Met behulp van uitbraakonderzoek kunnen interventies tijdens lopende en toekomstige uitbraken verbeterd worden.
Het ITG werkt in DR Congo samen met vier institutionele partners, waaronder het Institut National de Recherche Biomédicale (INRB). Het INRB en het ITG werken al sinds de allereerste ebola-uitbraak van 1976 in Yambuku samen. De huidige directeur Jean-Jacques Muyembe en voormalig ITG-hoogleraren Guido van der Groen en Peter Piot staan sindsdien bekend als de medeontdekkers van het ebolavirus.
Het ITG staat sinds begin mei in dagelijks contact met het INRB en stuurt op vraag van de Congolese instelling een epidemioloog en een laboratoriumexpert naar Kinshasa. Anja De Weggheleire gaat bijstaan in de surveillance van de epidemie. Naast het Ministerie van Gezondheid en het INRB zijn ook de Wereldgezondheidsorganisatie en vele andere partnerorganisaties betrokken. Birgit De Smet gaat het laboratoriumteam van het INRB ondersteunen bij het bevestigen van eboladiagnoses. De Smet maakt al deel uit van een lopende onderzoekssamenwerking met Congolese en internationale collega’s in de zoektocht naar het reservoir van het ebolavirus. Mogelijk vertrekken later nog andere ITG-onderzoekers richting het getroffen gebied.
Foto: Instituut voor Tropische Geneeskunde