Geert Bourgeois, Vlaams minister-president en Vlaams minister van Onroerend Erfgoed, heeft de Grote Markt en omgeving in Lier voorlopig beschermd als stadsgezicht. “De Grote Markt in Lier is een uniek voorbeeld van verschillende bouwstijlen die samensmelten tot een harmonisch en pittoresk stadsbeeld. Door de Grote Markt en omgeving voorlopig te beschermen als stadsgezicht, verzekeren we het voortbestaan van deze erfgoedparel in al zijn glorie”, aldus minister-president Geert Bourgeois.
De Grote Markt van Lier vormde sinds het begin van de 13de eeuw het hart van de stad, die tijdens de late middeleeuwen een grote expansie kende dankzij de bloeiende Brabantse lakenindustrie. Parallel met haar groeiend belang als commercieel en bestuurlijk centrum werd de Grote Markt eind 14de-begin 15de eeuw ‘versteend’: de markt werd deels gekasseid en men bouwde onder andere de lakenhalle, het belfort, het vleeshuis, de Sint-Jacobskapel en het Sint-Jacobsgodshuis. In de 17de-18de eeuw volgde een tweede beeldbepalende bouwfase met de oprichting van enkele gildehuizen en de verbouwing van het stadhuis. Tijdens de 19de eeuw ten slotte kregen heel wat van de gebouwen op de Grote Markt een oppervlakkige facelift met een neoclassicistische lijstgevel en een winkelpui. Dit was de toestand die in de herfst van 1914 brutaal aan stukken werd geblazen.
Al tijdens de oorlog werden initiatieven genomen voor de wederopbouw, ook door de Duitse bezetter en internationale organisaties zoals het Oeuvre Suisse en Belgique. Het stadsbestuur liet al in 1915 plannen maken die de eisen van het moderne verkeer moesten verzoenen met het langzaam gegroeide, onregelmatige en gesloten karakter van het plein, bijvoorbeeld door een hoekhuis op te bouwen boven een voetgangersgalerij. Net na de oorlog werd een nationale stedenbouwkundige wedstrijd georganiseerd voor de heropbouw van de Hoge Brug, de Vismarkt en het Felix Timmermansplein. De meeste vernielde woningen werden echter individueel heropgebouwd tijdens de eerste helft van de jaren twintig.
Dat het geheel toch een vrij grote homogeniteit vertoont, is te danken aan de tussenkomst van het stadsbestuur die dit privéinitiatief in goede banen trachtte te leiden door middel van een nieuw bouwreglement, de tussenkomst van een bouwraad en de stadsarchitect, en subsidies. En ook nationale organisaties zoals de Dienst der Verwoeste Gewesten en de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen kwamen regelmatig tussen. Wat ongetwijfeld ook hielp, was dat de overgrote meerderheid van deze gebouwen werd gerealiseerd door een kleine groep, voornamelijk Lierse architecten.
Het resultaat is een stadsbeeld, bestaande uit min of meer getrouwe reconstructies van een aantal historisch waardevolle gevels (20-22), aangevuld met een meer creatieve historiserende nieuwbouwarchitectuur. Enkele gebouwen in een meer ‘eigentijdse’ vormgeving (zoals de art deco van Grote Markt 67-68) vormen een waardevolle tegenhanger voor deze historiserende architectuur, net zoals de zeldzaam bewaarde 19de-eeuwse neoclassicistische architectuur (bijvoorbeeld Grote Markt 51-53), waartegen de historiserende architectuur een reactie was.
Het resultaat was niet onomstreden maar werd bewonderd door tijdgenoten zoals de schrijver Felix Timmermans in zijn publicatie “Schoon Lier” (1925). Bovendien blijft het een waardevolle uiting van de herinneringscultuur.
Procedure
Na de voorlopige bescherming organiseert het gemeentebestuur een openbaar onderzoek. Op die manier heeft iedereen de kans om opmerkingen of bezwaren kenbaar te maken bij de gemeente. Binnen negen maanden beslist minister-president Geert Bourgeois over een definitieve bescherming.
Foto’s: Onroerend Erfgoed