Componist Peter Benoit beschouwde zijn Religieuze quadrilogie als een muzikaal epos, waarbij het eerder een muzikale uitbeelding van religieus drama is dan een liturgisch werk. Het Antwerp Symphony Orchestra is er op meesterlijke wijze in geslaagd om de muzikale enscenering van deze koorwerken tijdens de opvoeringen in de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal en de Sint-Carolus Borromeuskerk weer te geven. Na vier jaar opnemen is de cd eindelijk klaar: een huzarenstukje. De Religieuze quadrilogie is een nieuw luik van de Benoit-cyclus, welke het Antwerp Symphony Orchestra met de uitvoering van De Schelde in 2013 aanving. Het bevat de vier werken Kerstmis (1858), Hoogmis (1860), Te Deum (1862) en Requiem (1863). Benoit (1834-1901) beschouwde deze werken als een geestelijk vierluik: de geboorte van Christus, het lijden en strijden van Christus, het rijk van Christus, en het poëma van de dood en van het toekomstig leven. De koorwerken werden destijds met uitgesproken succes gecreëerd. Sindsdien stond hij te boek als een van ’s lands voornaamste componisten. “De Religieuze quadrilogie is een van de belangrijkste muziekwerken uit onze Vlaamse muziekgeschiedenis”, legt eerste gedeputeerde Luk Lemmens uit. “We zijn er fier op dat de provincie Antwerpen er met zijn kathedraalconcerten mee voor gezorgd heeft dat dit unieke, muzikale erfgoed uitgevoerd en integraal op cd vastgelegd werd.”

Het Antwerp Symphony Orchestra voerde Hoogmis, Te Deum en Requiem tijdens de provinciale kathedraalconcerten van 2015 en 2016 in de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal op en Kerstmis in 2017 in de Sint-Carolus Barromeuskerk. Het werd begeleid door ervaren dirigenten als Martyn Brabbins, Edo de Waart en Jan Willem de Vriend. Daarnaast namen Yves Saelens en Álvaro Zambrano de tenorpartijen voor hun rekening. Tenslotte werkte het orkest ook samen met de koren Octopus Symphony Chorus en Namur Chamber Choir. “Het is een grote meerwaarde dat een van onze eigen orkesten, het Antwerp Symphony Orchestra ofwel het symfonisch orkest van Vlaanderen, de opvoering van de werken heeft gedaan”, vult gedeputeerde Lemmens aan. “Met de nieuwe Koningin Elisabethzaal als hun thuisbasis lijkt het alsof ook Benoit weer terug thuiskomt in Antwerpen, waar hij als directeur van de Antwerpsche Muziekschool een wezenlijke invloed had op de heersende muziekopvattingen.”

Religieus drama in vier delen

In 1857 wint Peter Benoit de Romeprijs, de prestigieuze staatsprijs voor compositie. Met een studiebeurs onder de arm verblijft hij tot 1859 in Keulen, Dresden, Praag, Berlijn, München en Leipzig. Het is in Berlijn dat hij in de zomer van 1858 zijn eerste opusnummer Kerstmisvoltooit, welke hij opdraagt aan zijn mentor Fétis. Het is een werk dat het midden treft tussen stemmige kerkmuziek en orkestraal uitgedachte koormuziek. Het werd op 25 december 1859 in de Brusselse Kathedraal van Sint-Michiel en Sint-Goedele onder leiding van de gewaardeerde dirigent Fischer opgevoerd. De muziekpers was meteen onder de indruk van dit kleine werk.
Tussen 1859 en 1863 verblijft hij in Parijs, alwaar hij in 1860 de laatste hand legt aan deHoogmis. Met een tenor, klein en groot koor, orgel en orkest besluit hij groots uit te pakken met een feestelijke, plechtige mis die zowel in de eredienst als in concertzalen kan gebruikt worden. Hij koestert grote ambities en die blijken terecht te zijn. Hij maakt vanaf de eerste opvoering in 1861 een verpletterende indruk op de nationale pers met de dubbelkorigheid, geraffineerde instrumentatie en tactvol gebruik van sentimenten en dramatiek. Een vol jaar later weerklinkt wederom in de Brusselse kathedraal onder leiding van Fischer Benoits derde deel, het Te Deum. Deze Latijnse hymne is niet alleen een verheerlijking van Christus maar is ook een ode aan de vergeving van de zonden. Benoit maakt er een heroïsch loflied van: een uitloper van de dramatische Hoogmis. Het wordt in de pers onthaald als ‘de Marseillaise van het christendom’. Nadat Benoits muzikaal epos begon met de geboorte van Christus, eindigt het in 1863 met een bezinning over de dood en het hiernamaals. In vergelijking met de drie voorgaande delen is het Requiem bijzonder bescheiden en sober. Het wordt op 23 september gecreëerd in de Brusselse kathedraal door zijn goede vriend Fischer. Edmond Vanderstraeten, een vermaard musicoloog uit het tijdperk, roept de dodenmis prompt uit tot een meesterwerk. Ook de buitenlandse kranten prijzen het sluitstuk. Peter Benoit is daarmee definitief opgeklommen tot de rang van een van ’s lands grootste componisten. De cyclus Religieuze quadrilogie situeert zich nog voor het oratorium De Schelde, dat dateert uit 1869 en het begin symboliseert van zijn nationalistische periode waarbij hij voortaan de volkstaal voor zijn composities gebruikte. Ten tijde van het vierluik staat Benoit nog te boek als ‘l’éminent compositeur belge Pierre L.L. Benoit’ en nog niet als ‘Peter Benoit, de man die zijn volk leerde zingen’. Nochtans waren zijn ideeën rond het zelfbeschikkingsrecht van elk volk toen al aan het rijpen: volgens Benoit stelde die verworven eigenheid een volk in staat om in dialoog te treden met andere volken om zo tot een verrijking van de mensheid te komen. Bij het componeren van het religieuze vierluik maakt Benoit nog gebruik van een typerende klankeigenheid of idioom dat dat zowel door binnen- als buitenlandse recensenten als origineel beschouwd werd. Het is pas later dat hij deze zal vereenvoudigen om ruimte te maken voor een meer volksgerichte muziektaal. Benoit is daarom om twee redenen uniek in de muziekgeschiedenis. Zowel om zijn uitzonderlijke compositorische meesterschap – waarvan de quadrilogie getuigt – als om het feit dat hij deze later ondergeschikt heeft gemaakt aan zijn sociaal-culturele missie.
Foto: Ruddy Berghmans (V.l.n.r. Joost Maegerman, Michael Scheck, Luk Lemmens, Patrick Verhoeven, Luc Leytens, Jan Dewilde