Als prille dertiger kreeg Bernard D’Haese van zijn ouders een site met arbeidershuisjes in Heule Watermolen in Kortrijk. Al meer dan 35 jaar trekt hij zich het behoud aan van de intussen beschermde site. De schenking ervan aan de Koning Boudewijnstichting stelt hem gerust dat zijn werk niet verloren zal gaan.

“Het geheel van arbeiderswoningen is beschermd als monument” zo luidt het in de erfgoedinventaris. “De bescherming omvat een reeks gaaf bewaarde arbeiderswoningen gesitueerd langs de Heirweg en de Izegemsestraat. De woningen langs de Heirweg vormen een beluikje in landelijke context.” Het geheel heeft een historische waarde onder meer “als zijnde een gaaf bewaard voorbeeld van typische Vlaamse dorpsarchitectuur, die door haar kleinschaligheid een bedreigde architectuurvorm is” en “als zijnde een getuige van hoe de steeds toenemende industrialisering, die zich in Heule inzette circa 1860, leidde tot de toenemende bebouwing voornamelijk van kleinere arbeiderswoningen in de dorpskernen of gehuchten”.

Een beschermingsbesluit levert nogal droge lectuur op. We laten het bij deze paar zinnen, en gaan liever ter plaatse kijken. In de wijk Heule Watermolen worden we opgewacht door Bernard D’Haese en zijn echtgenote, Maryke Fossez. Het beschermde monument blijkt op een zonnige dag bovenal een oase van rust, een haast idyllisch hoekje dat letterlijk uit een andere eeuw is weggelopen, of beter gezegd, is blijven staan. Ze nemen ons mee langs de witte huisjes, de tuin en de Heulebeek die langs het domein loopt. Onderweg vertelt Bernard ons alles over zijn uit de kluiten gewassen ‘hobby’. Om den brode werkte hij als chef-kok onder meer vele jaren in het Huis van Wonterghem dat in de ruime regio welbekend is.

Op tijd regelen

De huisjes kwamen in handen van Bernards moeder als erfenis van haar vader, die ze op zijn beurt geërfd had van zijn oom en tante door wie hij werd opgevoed. Bernards ouders wachtten niet zo lang om hun patrimonium aan de volgende generatie door te geven. “Ik heb de site met 18 arbeidershuisjes van mijn moeder gekregen toen ik een jaar of dertig was. Zij maakte heel bewust de keuze om zoveel mogelijk bij leven te regelen. Een voorbeeld dat ik graag volg!”

De woningen werden steeds verhuurd, ook nu nog. “Gedurende 35 jaar heb ik de restauratie- en renovatiewerken zelf ter harte genomen teneinde meer controle te krijgen op de uniformiteit en kwaliteit ervan.” Hij wijst daken aan, vensters, een steunbeer en de oude hokjes die ooit als toiletjes op het erf een verbetering betekenden. Een hoop ‘koterijen’ tussen de panden ging tegen de vlakte en maakte plaats voor garages. “Beetje bij beetje gebruikte ik de huurgelden om alles stap voor stap aan te pakken, want ik had niet de middelen om alles in één klap te doen.” Een grote zichtbare verandering was het opnieuw wit schilderen van alle gevels.

Als één geheel bewaren

Dat het werk gewaardeerd werd, bleek in 2004, toen Bernard vernam dat zijn 18 huisjes beschermd werden als monument. Een verrassing die het beheer niet altijd vereenvoudigt, maar die hem als eigenaar wel sterkte in de overtuiging dat het geheel moest samenblijven. En zo kwam hij tot het besluit om de site in zijn geheel te schenken.

“Nu ben ik er als zestiger nog heel graag mee bezig, samen met mijn zus die me helpt met de administratie voor de verhuur. Ik wil de continuïteit echter verzekerd zien voor als het me te zwaar zou worden om gezondheidsredenen. Zelf heb ik geen rechtstreekse erfgenamen en mijn stiefkinderen kunnen er niet voldoende tijd voor vrijmaken. Omdat ik de site zeker als één geheel wilde behouden, was verkopen geen optie en om diezelfde reden wou ik het geheel ook niet schenken aan een organisatie met een heel andere kernactiviteit, die er enkel wat aan heeft als ze het te gelde kan maken. Via mijn bankier kwam ik bij de Koning Boudewijnstichting terecht.”

Veel geruster

“Toen ik hoorde wat de mogelijkheden bij de Koning Boudewijnstichting waren, wist ik meteen dat dit de juiste oplossing zou worden. De schenking gebeurde met de vereisten dat de Stichting er moet voor zorgen dat het eigendom niet versnipperd raakt én dat er niet zomaar kan worden bijgebouwd op de weide aan de rand van de site, die ik zelf ook nooit heb willen verkopen. Gecombineerd met de schenking heb ik het ‘Fonds de Watermolen’ opgericht waarin ik middelen voorzie voor het verdere onderhoud. Het fijne eraan is dat ik nog steeds sterk betrokken kan blijven zo lang ik het wil en het kan.”

“Doordat de Stichting nu mee betrokken is bij het beheer, ervaar ik dat Bernard echt veel geruster is”, merkt zijn echtgenote Maryke op. “Als je het als buitenstaander bekijkt, zal je snel zien dat het best veel ‘gedoe’ is om zo’n site te beheren, met wissels van huurders, onderhoud en herstellingen, werken binnen het kader van wat kan bij monumentenzorg… het stopt nooit, maar hij doet het graag. Als hij thuis loopt te ijsberen, is er geen betere remedie dan even tot hier te komen voor één of andere klus.”

Foto’s: www.kbs-frb.be