Dit voorjaar werden op initiatief van eigenaar Maurice D’Hollander verbouwingswerkenuitgevoerd aan de door Alain Peelman uitgebate Café Castel in Moerzeke-Kastel. Tijdens de verbouwingswerken werd achter een valse muur, dus tussen twee muren, een blikken doos gevonden met daarin vooral brieven en postkaarten die Jozef De Pillecyn van 4 augustus 1914 tot 10 oktober 1915 aan zijn echtgenote schreef. Georges Van Hoey uit Kastel kreeg weet van de vondst en mocht van Alain Peelman alles inkijken. De sterk in de geschiedenis van Kastel en Moerzeke geïnteresseerde Georges Van Hoey contacteerde vervolgens Hugo De Looze uit Hamme, lid van de stuurgroep van Erfgoedcel Waasland. Samen besloten zij de brieven uit te schrijven en te duiden.

 

De op 11 november 1883 in Hamme geboren Jozef De Pillecyn was een oudere broer van de Hamse schrijver Filip De Pillecyn. Jozef De Pillecyn was vanaf 1902 onderwijzer aan de door de gemeente Eksaarde erkende en gesteunde vrije lagere school in Doorslaar. Militair gezien behoorde hij tot de klasse 1903 maar als onderwijzer moest hij geen legerdienst doen. Wel werd hij bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog opgeroepen door het Belgische leger en als brancardier toegewezen aan de derde compagnie van de eerste legerdivisie.

Jozef De Pillecyn beleefde dus de krijgsverrichtingen van die eerste legerdivisie. Zo schreef hij onder meer dat in Gent Duitse cafés werden vernield, dat zij in Mechelen werden toegejuicht, dat hij samen was gebracht met veel Sint-Niklazenaren die ook aan de normaalschool voor leraar hadden gestudeerd, op 11 augustus dat hij in de verte het kanon hoorde, op 25 augustus dat Mechelen door de Duitsers was beschoten maar dat de schade aan de Sint-Romboutstoren nogal meeviel, hoezeer hij zijn echtgenote en zijn twee kinderen miste, over de angst en moedeloosheid die hem overviel toen hij vernam dat de Duitsers Dendermonde hadden veroverd, over het tekort aan geld omdat de Belgische soldaten vaak zelf hun voedsel moesten kopen, op 14 september hoe alles kapot geschoten was in Zemst en Hofstade en hoe hij op zijn broer Filip rekende om te kunnen ontsnappen aan de actieve legerdienst.

 

In de brieven en op de kaarten valt het op dat Jozef De Pillecyn die eerste maanden de concrete oorlogsrealiteit zo veel mogelijk verborg voor zijn echtgenote en familie. Daarover was hij explicieter in zijn brief van 2 maart 1915 aan zijn broer Leon De Pillecyn, drukker van het weekblad De Klaroen in de Plezantstraat in Hamme. Hij schreef:

Wat snak ik ernaar om u allen weer te zien en te mogen vertellen, eindeloos lang, van al debloedige dagen die ik heb bijgewoond: Haelen, Thienen, Sempst, Hofstade, Boschkapelle… Pervyse, Ramskapelle, Nieupoort… Hoe menigmaal zag ik onze dappere piotten naast mijneerzinken, getroffen door ’t vijandelijke lood… Hoe vaak werden wij midden een hevig bombardement om gekwetsten of dooden gezonden naar tranchées of vernielde dorpen…Nu eindelijk zijn wij achteruit mogen gaan en worden onze plaatsen stilaan ingenomen door jongeren.

Overigens valt het op dat ook Honorina Huygens, sinds 1905 de echtgenote van Jozef De Pillecyn, bepaalde dingen in haar brieven verzweeg. Zo vernam Jozef De Pillecyn slechts maanden na de feiten dat Kastel door de Duitsers was beschoten.

Dat de brieven in Café Castel in Kastel werden teruggevonden is wellicht geen toeval. Kort na het uitbreken van de oorlog verliet Honorina Huygens met haar twee kinderen Gilbert en Gilberta het dorp Doorslaar om in te trekken bij haar ouders in de toenmalige herberg- afspanning-handelszaak “La Belle Vue” van Amand Huygens, de huidige Café Castel. Jozef

De Pillecyn was daarvan op de hoogte en verstuurde het merendeel van zijn kaarten en brieven naar Kastel. Uit de brieven van Jozef De Pillecyn kan men opmaken dat hij op 25 of 26 augustus zijn vrouw en kinderen ontmoette, dat zijn echtgenote op 29 augustus naar Boom reisde om hem te zien maar hem niet vond, dat zijn echtgenote en kinderen hem op 31 augustus 1914 allicht in Boom of Hove bezochten, hij op 18 september een vergeefse poging ondernam om zijn vrouw per telegram uit te nodigen om hem te bezoeken (de Duitsers hadden het station van Reet bezet), hij zijn vrouw (en kinderen?) op 20 september in Reet zag, zijn vrouw (en kinderen?) op 22 september naar Reet reisden maar daar Jozef De Pillecyn niet aantroffen omdat hij naar Mechelen was gestuurd.

Uit al de kaarten en brieven van Jozef De Pillecyn blijkt dat hij geloofde dat de oorlog niet lang zou duren. Hij betrouwde op God om de oorlog heelhuids door te komen, ging vaak naar de mis en te communie. Hij vertrouwde er op dat zijn vrouw en kinderen iedere dag zouden bidden en te communie zouden gaan opdat zij en hij de oorlog zouden overleven.

Tot 1 oktober 1914 stuurde Jozef De Pillecyn regelmatig, soms bijna dagelijks, kaarten en brieven naar zijn echtgenote. Na de terugtrekking van het Belgische leger achter de IJzer verminderde (logischerwijze) het aantal brieven. Het duurde tot 7 november 1914 vooraleer Jozef De Pillecyn tijd vond om opnieuw een brief te schrijven. In die brief schreef hij dat hij gedurende meer dan één maand niet had kunnen schrijven, dat hij voortaan deel uitmaakte vande hospitalisatiedienst en dus “niet het minste gevaar” liep en hoe zij via een kennis in De Klinge (aan de grens met Nederland) schriftelijk met elkaar in contact konden blijven. Twaalf dagen later schreef hij dat hij als brancardier verbonden was aan een ambulancewagen van het tweede linieregiment (eerste divisie), dat hij zijn plicht moedig maar voorzichtig zou vervullen en dat hij de voorbije twee maanden geen nieuws van zijn echtgenote had ontvangen. Op 7 december 1914 schreef hij dat hij op “Klaasdag” de brieven van 14 en 17november van zijn vrouw ontving maar ook dat hij fel vermagerd was. Nog in december 1914 smeekte hij om geld omdat de soldij niet volstond op het broodnodige te kopen, hij op Godbetrouwde om naar zijn “zacht liefdesnest” te kunnen weerkeren, dat de oorlog nog wekenkon duren en dat hij al twee maanden aan de IJzer zat.

Jozef De Pillecyn leed psychisch onder de afwezigheid van zijn vrouw, kinderen en familie. Hij leed ook lichamelijk, vooral door de terugtrekking van het Belgische leger en de strijd aan de IJzer. Zo schreef hij op 25 september 1914 dat hij nog altijd 81 kg woog en op 12 januari 1915 dat hij nog amper 74 kg woog.

Begin december 1914 was Jozef De Pillecyn enkele dagen op rust in De Panne. Begin januari 1915 deelde hij mee dat hij zijn overplaatsing naar een hospitaal of de sanitaire trein tussen het front en Calais had gevraagd. Diezelfde maand bestempelde hij de oorlog als een “schande voor de beschaafde wereld”. Ook midden februari 1915 was hij op rust in De Panne. Pas in zijn aan zijn broer Leon op 2 maart 1915 geschreven brief ging Jozef De Pillecyn in op het permanente gevaar dat ook ambulanciers aan het front liepen. Op 9 maart 1915 ging de wens van Jozef De Pillecyn in vervulling, was hij verbonden aan de sanitaire trein, zou hij daardoor definitief niet meer in de loopgraven zitten en ontving hij een fors hogere soldij die een“prinselijk leven” toeliet. Vervolgens vernam hij dat zijn vrouw na een lange ziekte volledig genezen was, dat zijn broer Filip De Pillecyn naar Nederland was gevlucht en dat de pasgeboren dochter van zijn broer Leon was overleden.

Jozef schreef zowel in het Frans als het Nederlands naar zijn echtgenote, kinderen en familie. In zijn in Adinkerke op 30 april 1915 geschreven brief verzocht Jozef De Pillecyn zijn echtgenote om voortaan “veel lange Vlaamsche brieven” te schrijven waarin hij “Vlaamsche”viermaal onderstreepte. Vanaf die dag schreef Jozef De Pillecyn zijn brieven uitsluitend in het Nederlands. Hoewel Jozef De Pillecyn geen reden aanhaalde om voortaan uitsluitend in het Nederlands te schrijven, kan die wending verband houden met de terechtstelling van Henri Reyns uit Daknam op 17 mei 1915 door het Belgische leger in Oostvleteren. Henri Reyns doorstond in april 1915 in de omgeving van Reninge vier Duitse stormlopen met bajonetgevechten en durfde daarna niet meer terug naar “den tranchée” gaan. Hij was delaatste van zeven soldaten die door het Belgische leger werden terechtgesteld wegens ongehoorzaamheid/landverraad. Henri Reyns behoorde eveneens tot de om zijn anti-Vlaamse houding bekende eerste divisie en aangezien hij in Daknam woonde was het mogelijk dat Jozef De Pillecyn hem persoonlijk kende.

Verder bestempelde Jozef De Pillecyn zijn pijp als zijn “enige troost” in het oorlogsleger en deed hij veel moeite om foto’s te laten nemen en deze aan zijn vrouw en kinderen te bezorgen. Hij hoopte vlug terug thuis te zijn en opnieuw 85 kg te wegen. Zijn soldij was gehalveerd. Begin september 1915 verbleef Jozef De Pillecyn tijdens een verlof vier dagen in Parijs waar hij vluchtelingen uit Lier ontmoette. Hij besefte dat de “schande onzer beschaving” hen een vol jaar uit de beste tijd van hun leven had gestolen. In zijn laatste briefvan 10 oktober 1915 drukte hij de hoop uit onderwijzer in Frankrijk te kunnen worden, hetzij aan kinderen van vluchtelingen, hetzij aan gekwetste en herstellende soldaten. Ook in deze brief bleef hij erbij dat het recht zou zegevieren, met andere woorden dat de geallieerden de eindoverwinning zouden behalen, ook al zou de oorlog nog vele maanden kunnen duren.

In bijna alle brieven uitte Jozef De Pillecyn de wens zijn vrouw en kinderen vlug terug te zien. Hij wenste een derde kind bij zijn vrouw te verwekken en die stemde daarin toe. Hij vroeg regelmatig nieuws over Doorslaar, Kastel en Hamme. Anderzijds schreef hij ook (uitsluitend goed) nieuws over andere soldaten die aan het front verbleven. Hij schreef ook over de moeilijkheden om brieven van elkaar te ontvangen.

Antwoorden van zijn vrouw op de brieven van Jozef De Pillecyn werden niet bewaard. Debewaarde brieven waren “eenrichtingsverkeer” waaruit men echter veel kan afleiden.

De meeste documenten die ik in voorbereiding op een aantal boeken over de Eerste Wereldoorlog las waren dagboeken die over het oorlogsverloop handelden. Dit is een ietwat afwijkend verhaal waarin het oorlogsgebeuren, zij het op de achtergrond, een belangrijke rol speelt. Maar het is vooral het verhaal van een bezorgde man en vader van twee kinderen; het verhaal van een onderwijzer die helemaal niet geschikt was om oorlog te voeren; het verhaal van allicht vele vaders (én verloofden) die snakten om vlug naar huis te keren. Kortom: een menselijk drama in een oorlog.

In voornoemde ijzeren doos zaten nog enkele andere documenten waaronder een aantal brieven van Petrus Huygens (pontonnier tijdens de oorlog) gericht aan zijn ouders en zuster(s). Verder drie door bewoners van Doorslaar tijdens het eerste maanden van de oorlog naar Honorina Huygens in Kastel verstuurde brieven; een boekje met een vóór de Eerste Wereldoorlog geschreven fictief verhaal van negen bladzijden over hoe de verwachte oorlog zou kunnen verlopen; enkele enveloppen; enkele adressen uit Zeeuws-Vlaanderen langs wieallicht brieven over de grens werden gesmokkeld en enkele foto’s van Jozef De Pillecyn.

Tekst en Foto’s: Hugo De Looze