Over wat was, wat is, en (allicht) voor ons ligt.”
Op 22 november sprak gouverneur Cathy Berx haar jaarlijkse ‘state of the province’ uit voor de provincieraad. Dit jaar presenteert ze haar rede: ‘‘Provincie Antwerpen in tijden van transitie. Over wat was, wat is, en (allicht) voor ons ligt.”
Naar jaarlijkse traditie spreekt gouverneur Cathy Berx de deputatie en de provincieraadsleden toe bij de aanvang van de budgetsbesprekingen. De gouverneur blikt tijdens haar rede terug op de huidige legislatuur. Over verschillende beleidsdomeinen en thema’s heen – zoals hernieuwbare energie, waterbeleid, mobiliteit en verkeersveiligheid, … – zal ze de realiteit, verwezenlijkingen en uitdagingen van de afgelopen 6 jaren toetsen aan de ambities en verwachtingen van toen. Ook zal de gouverneur met enkele vooruitblikken uitnodigen tot reflectie, en meer nog, tot toekomstige actie.
In deze rede wil gouverneur Cathy Berx aantonen dat we al ver terug in de tijd moeten gaan om een periode te vinden waarin het dagelijkse leven zo sterk onder druk kwam te staan door uiteenlopende en ingrijpende gebeurtenissen die werkelijk iedereen raakten. Want wie hield er bij aanvang van de legislatuur in 2018 rekening met een pandemie en de verstrekkende gevolgen daarvan? Wie vermoedde toen dat Rusland Oekraïne zou binnenvallen, of dat het Midden-Oosten opnieuw door conflicten getekend zou worden?
Voor enkele urgente beleidsdomeinen probeert ze antwoorden te geven op de volgende vragen: Wat waren de verwachtingen, doelstellingen en opdrachten? Wat is er daadwerkelijk gebeurd? Wat hebben we bereikt? En vooral: wat blijft er nog te doen? En dit alles tegen het licht van de uitdagingen en gebeurtenissen waarmee wij en de wereld geconfronteerd werden.
Bij aanvang van deze legislatuur waren de verwachtingen voor hernieuwbare energie in onze provincie hoog. De nood aan een stevige inhaalbeweging was groot, omdat zowel in Vlaanderen als in provincie Antwerpen een aanzienlijke kloof bestond tussen het aandeel hernieuwbare energie in het bruto finale energiegebruik en de Europese doelstellingen. Gelukkig werden er deze legislatuur belangrijke stappen gezet in de provincie Antwerpen. Zo kwamen er 64 nieuwe windturbines bij en werd het eerste warmtenet in de provincie gerealiseerd op de Gevaert-site in Mortsel. Door nieuwe technologieën, schaalvoordelen in productie en ruimte voor creativiteit, versnelde ook de productie van zonne-energie. Een treffend voorbeeld hiervan is de installatie van drijvende zonnepanelen op de waterplassen van Sibelco in Mol, dat tot stand kwam na intensief overleg met onder meer de dienst Ruimtelijke Planning en ANB. De tijd lijkt dan ook rijp om innovatief en creatief op zoek te gaan naar aantrekkelijke sites om zonne-energie te ‘oogsten’.
Algemeen geldt dat samenwerking tussen de provincie, die o.m. inzet op energielandschappen, lokale besturen en private partners, de belangrijkste sleutel blijft tot succes om hernieuwbare energieprojecten van de grond te krijgen. Zelf bleven ik en mijn kabinet verder vooroverleg faciliteren voor hernieuwbare energieprojecten zoals windturbines, zonnevelden of warmtenetten, iets waar we al sinds 2013 stevig op inzetten.
Toch is de vooruitgang moeizaam, en moeten we een echte kwantumsprong maken. Daarvoor zijn de juiste randvoorwaarden en prijsprikkels essentieel: duurzame keuzes moeten goedkoper zijn dan fossiele opties. Dit vraagt om politieke moed en consistent beleid, inclusief concrete doelen en taakstellingen van hogere overheden en positieve druk vanuit burgers en bedrijven.
Versterking van het elektriciteitsnet en transparant gebruik van geschikte locaties voor wind- en zonneparken zijn cruciaal, evenals burgerparticipatie om draagvlak te creëren. Snelle afbouw van fossiele brandstoffen is noodzakelijk om weersextremen en hun impact te beperken en een duurzame energietoekomst in Vlaanderen en Antwerpen te waarborgen.
Ook op het gebied van waterbeleid werden enkele markante realisaties behaald. Door de aanleg van nieuwe overstromingsgebieden kan de provincie nu meer dan 1 miljoen m³ water opvangen, wat aanzienlijk bijdraagt aan bescherming tegen overstromingen. Herstelprojecten zoals de nieuwe meanders van de Kleine Nete en de Aa verbeteren niet alleen de waterberging maar versterken ook de biodiversiteit in deze gebieden. Verder investeerde het Antwerpse provinciebestuur in een meetnet met meer dan 100 online peilmeters en een datamanagementsysteem voor provinciale waterlopen. De pioniersfunctie van een droogte- en hemelwatercoördinator én de succesvolle adviesverlening van de Dienst Integraal Waterbeleid voor bijkomende infiltratie van hemelwater en ruimte voor water illustreren eens te meer de ambities en inzet van de provincie op het vlak van klimaatbestendig waterbeheer.
Met de partners van de Vallei van de Kleine Nete hebben we grote stappen gezet met projecten zoals de herinrichting van waterlopen en nieuwe riviermeanders, wat de biodiversiteit versterkt en bescherming biedt tegen droogte en wateroverlast. Belangrijke mijlpalen zijn de ecohydrologische studie voor het gebied van De Zegge en de vaststelling van het GRUP Kleine Nete en Aa. Ook het BNIP Wateroverlast, opgemaakt door mijn federale Dienst Noodplanning samen met vele partners, is bijna voltooid. Met een sterke focus op een sluitend waarschuwingssysteem en een beheersstructuur, biedt het een cruciale basis om overstromingen beter aan te pakken.
De aanpak van wateruitdagingen en de nood aan systeemherstel vragen bovenal om ruimtelijke oplossingen. Ruimte is schaars, en de vraag overstijgt het aanbod. Er zijn kwantitatieve doelstellingen en duidelijke opdrachten nodig voor bestuursniveaus en sectoren om deze lokaal uit te voeren. Dit vereist moed, samenwerking en scherpe keuzes, met mogelijk winnaars en verliezers. Als dit lukt, leidt het tot betere bescherming tegen overstromingen en droogte, meer beschikbaar schoon water, en een gezondere leefomgeving, wat ook klimaatrobuuste landbouw en een sterker investeringsklimaat bevordert.
Op vlak van mobiliteit verstevigde provincie Antwerpen haar “leiderspositie” op het vlak van fietsostrades: dankzij investeringen van meer dan 15,5 miljoen euro en in samenwerking met Vlaanderen en gemeenten breidde het netwerk van fietssnelwegen uit tot 394 kilometer, wat leidde tot een stijging van 6% in fietsbewegingen in 2023, goed voor meer dan 30 miljoen geregistreerde fietsbewegingen.
Steun van de EU en Vlaanderen laat ons stappen zetten richting een emissievrij wagenpark tegen 2030, al is het nog wachten op een echte reductie van het aantal auto’s. Blijvend investeren in de uitbreiding van het laadnetwerk voor elektrische voertuigen is belangrijk. Wel blijft de filedruk in Vlaanderen stijgen, minder verkeer op de snelwegen ten spijt. Veelal zijn overvloedige regen (klimaatverandering?) en vele wegenwerken de oorzaak. De invoering van het ETS-2-systeem en de -vaak voorgestelde, maar nog niet besliste- uitfasering van fiscale voordelen voor bedrijfswagens kunnen helpen het reisgedrag te veranderen en de filedruk te verlagen.
Toch blijven grootschalige generatieprojecten erg nodig. De voorbije jaren werkten de vele partners van De Nieuwe Rand – de oostelijke ontsluiting van het Haventracé -, samen met burgers en burgerbewegingen verder aan het complex project. Het project reikt zoveel verder dan louter infrastructuur: het richt zich ook op leefbaarheid, omgevingskwaliteit en klimaatrobuustheid. In een co-creatieve werkbankformule werken lokale bewoners en experts samen aan oplossingen voor mobiliteit, natuurverbindingen en de plaats van landbouw in de open ruimte, wat de basis legt voor duurzame mobiliteit. Zo zijn de voorbije jaren de fundamenten voor duurzame mobiliteit gelegd. Ook daaraan blijven we de komende jaren samen met lokale besturen werken. In 2025 moeten we het zogenaamde ontwerpvoorkeursbesluit kunnen voorleggen aan de nieuwe Vlaamse Regering. Bij een voorspoedig verloop kan dan eindelijk de uitwerkingsfase starten. Mobiliteitsverbeteringen zijn belangrijk, maar minstens even noodzakelijk zijn de ontwikkeling van een leefbare en duurzame omgeving, met veel aandacht voor groene en duurzame ruimtes. Om deze ambities ten volle en zo gedragen mogelijk te realiseren, zonder de betaalbaarheid ervan uit het oog te verliezen, blijven vooral ook veel moed, creativiteit en pragmatiek essentieel.
Tijdens de afgelopen legislatuur heeft provincie Antwerpen zich ook sterk ingezet voor verkeersveiligheid, onder andere met het ZERO-traject, dat als doel nul verkeersslachtoffers nastreeft. Al 59 gemeenten nemen deel. Ook het provinciale Dashboard voor Verkeersongevallen, een tool die real-time data levert over gevaarlijke verkeerspunten, draagt bij tot veiligere wegen. Op basis van data kunnen gemeenten en politiezones zo gerichte en proactieve maatregelen nemen. Met dezelfde finaliteit analyseerde mijn verbindingsambtenaar Luc Smeyers alle dodelijke ongevallen in de provincie. Uit deze analyse blijkt dat in 2023 24 fietsers, 12 voetgangers en 18 automobilisten het leven lieten in het verkeer. Voor algemene uitspraken over de oorzaken is het aantal geanalyseerde ongevallen te beperkt, al vallen overdreven snelheid en onvoorzichtigheid op. En uiteraard bleef de politie met mijn volle steun, inzetten op de WODCA-acties. Een verhoogde pakkans als basis voor een consequente handhaving, is immers cruciaal.
Met in 2023 nog steeds 271 verkeersdoden in Vlaanderen, waarvan 70 in onze provincie, is Vision-ZERO nog verre van bereikt. Naast vasthoudendheid en inzet van alle betrokkenen zijn ook maatregelen nodig, zoals een rijbewijs met punten, alcoholsloten, slimme snelheidsbegrenzers, nultolerantie voor alcohol, een hogere pakkans, slimme camera’s, betere rechtshandhaving en een mentaliteitsverandering onder alle weggebruikers. Als voorzitter van het Vlaams Forum Verkeersveiligheid blijf ik hieraan werken, in samenwerking met lokale besturen.
Gouverneur Berx bedankt het provinciebestuur voor deze verwezenlijkingen en de intensieve samenwerking van de afgelopen jaren: “De afgelopen legislatuur werd gekenmerkt door veerkracht en adaptatie na diverse crises: droogte en overstromingen, de oorlog in Oekraïne met vluchtelingenopvang en stijgende energieprijzen. Ondanks inspanningen blijft de impact van geopolitieke schokken en klimaatveranderingen voelbaar. De uitdagingen vroegen om samenwerking, nieuwe initiatieven en snelle aanpassing van zowel overheid als samenleving. De inzet van vrijwilligers toonde de meerwaarde en warmte van burgerparticipatie, noodplanning onderging meermaals een stresstest en werd sterk en toekomstgericht bijgestuurd. Ook het Belgian National Risk Assessment is een essentiële gids voor beleidsmakers om de risico’s te begrijpen en aan te pakken.
Tegelijkertijd versnelden investeringen in duurzaamheid en energie–efficiëntie. De snelheid en complexiteit van deze ontwikkelingen verrasten en daagden de maatschappij uit om zich weerbaar op te stellen. Voeg daar nog de doorbraak van AI aan toe: door velen omarmd als productiviteitstool, maar evenzeer een disruptieve kracht met een niet te onderschatten energetische en dus ook ecologische impact.
Bovenal blijven solidariteit en samenwerking de fundamenten om moeilijke tijden het hoofd te bieden. Ik hoop oprecht dat ik hiervoor ook de komende jaren op een sterk en ambitieus provinciebestuur kan blijven rekenen, en ook op u allen.”