Aan het begin van de twintigste eeuw gaf Léon Spilliaert (1881-1946) een somber beeld van de werkelijkheid. Beroemd zijn de nachtscènes met de desolate zeedijk en het verlaten strand in zijn geboortestad Oostende, en de soms dreigende zelfportretten die hij tijdens zijn vele slapeloze nachten maakte: de mens staat hulpeloos tegenover de duisternis of lijkt te worden opgeslokt door een onpeilbare diepte.

Die werken zijn meestal gemaakt met Oost-Indische inkt en pastelkrijt. Spilliaert drukte zo zijn pessimistische wereldbeeld uit, gevoed door de lectuur van filosofen als Nietzsche en Schopenhauer.

Eindelijk ontdekt ook de Angelsaksische wereld deze magistrale kunstenaar. In de Royal Academy in Londen loopt een tentoonstelling, die later in gewijzigde vorm doorreist naar Musée d’Orsay in Parijs. Anne Adriaens-Pannier, die al decennialang het oeuvre van de meester bestudeert en bekendmaakt in binnen- en buitenland, is curator.

De Royal Academy in Londen brengt een solotentoonstelling over Spilliaert. Vanwaar komt hun belangstelling?

Anne Adriaens-Pannier: “Bij de opening in 2016 van het Spilliaert Huis en de Ensor-Spilliaert vleugel in Mu.ZEE in Oostende sprak ik met Luc Tuymans, die me vertelde dat hij in zijn James Ensor-expo in de Royal Academy twee Spilliaerts zou brengen. Tuymans heeft zo Léon Spilliaert onder de aandacht gebracht van curator Adrian Locke, die mij daarna heeft gecontacteerd om samen te werken. De bedoeling was een partnership tussen Londen en New York, waar ik al lang probeer het Metropolitan Museum warm te maken voor een Spilliaert-expo. Telkens als het bijna lukt, veranderen de curatoren of directeurs. Uiteindelijk is de partner het Musée d’Orsay geworden. De Fransen willen evenwel geen volledig overzicht, in tegenstelling tot Londen. Maar de kern is dezelfde.

Het toeval wil dat in de Royal Academy tegelijk een tentoonstelling van Picasso loopt met werken op papier. Wist u dat Spilliaert en Picasso in 1904 samen hebben tentoongesteld in de galerie Clovis Sagot in Parijs? De blauwe harlekijnen van Picasso werden er geconfronteerd met de sombere zwart-witwerken van Spilliaert. Ze zijn trouwens allebei geboren in 1881.”

Zwarte geest

We kennen Spilliaert vooral van zijn sombere en indringende zelfportretten. Was hij pessimistisch?

Adriaens-Pannier: “Spilliaert was twintig in 1901. Hij wilde op een eigen en zeer originele manier uit de hoek komen, niet volgens de mode van die tijd. Dus geen kleurrijke dingen, geen impressionisme of luminisme. Maar hij had ook psychische problemen. Eigenlijk had hij psychoanalyse moeten ondergaan, maar gelukkig voor ons is dat niet gebeurd. Zo kunnen wij kijken naar de psychoanalyse die hij in zijn zelfportretten op zichzelf toepaste. Hij ging zich verdiepen in zijn eigen persoonlijkheid en las heel veel: Nietzsche en Schopenhauer, al vanaf z’n zeventiende, in Franse vertaling. Hij werd daarvoor op school op de vingers getikt en vader Spilliaert moest zich komen verantwoorden. Maar dat was een zeer liberale man, die zijn oudste zoon liet doen. Léon Spilliaert was zeker geen bohème-kunstenaar. Hij kwam uit een burgerlijke familie: vader had een luxeparfumerie in Oostende, creëerde zelf parfums en was hofleverancier.”

Bijna alle zelfportretten zijn ’s nachts gemaakt. Waarom?

Adriaens-Pannier: “De kleuren verbleken en er ontstaat een spel van licht en schaduw. In het begin konden de mensen dat niet vatten: zij vonden zijn werk niet sensueel en kleurrijk genoeg. Er zit een dekkend, fluweelachtig zwart in dat vroege werk van Spilliaert. Werd hij hierin beïnvloed door Odilon Redon, die zei: “Le noir c’est la couleur de l’esprit”? Spilliaert is een spirituele kunstenaar. Er zit een existentiële angst in zijn werk. Als jonge kunstenaar heeft hij een donkere persoonlijkheid. Hij is eenzaam en zijn kunst ademt melancholie. Later zien we dat ook bij De Chirico. De jonge Spilliaert is een getormenteerde figuur, maar dat verandert wanneer hij het geluk vindt. In dat opzicht is hij anders dan Edvard Munch, die wel psychische stoornissen vertoonde.’

Kantelende horizon

Spilliaert vindt het geluk. Het cliché zegt dat hij dan als kunstenaar minder interessant wordt.

Adriaens-Pannier: “Hij trouwt in 1916, tegen de zin van zijn vader, met Rachel Vergison. Het is fijn dat hij het geluk vindt (lacht), ik ben blij voor hem. Net als Rik Wouters toont Spilliaert zijn huiselijk geluk, maar men kijkt daar anders naar. Spilliaert wordt traditioneler maar blijft in zijn composities toch erg persoonlijk. Men neemt hem kwalijk dat hij, wanneer hij zichzelf gevonden heeft, thema’s buiten zichzelf zoekt en meer experimenteel gaat werken. Hij kijkt om zich heen, gaat naar Brussel, ziet wat er bij de galerie Giroux wordt tentoongesteld, zoals
de futuristen… Zijn onderwerpen evolueren, maar hij is niet minder geïnspireerd.’

Foto’s: www.kmska.be