In een uitgebreid onderzoek bracht UAntwerpen de in- en doorstroom van kansengroepen op de eigen universiteit in kaart. Geen grote verrassing: de resultaten bevestigen de bestaande bevindingen. Onder anderen jongeren met een migratieachtergrond scoren algemeen minder goed dan de gehele studentenpopulatie. Positief is wel dat de universiteit sommige drempels zelf kan wegwerken, iets waar rector Van Goethem de komende jaren werk van wil maken, en dat studenten aangeven baat te hebben bij deze ondersteuningsprojecten. Inzetten op meer diversiteit in de aula’s: het is een van de speerpunten in de beleidsvisie van Herman Van Goethem, rector van de Universiteit Antwerpen. Vandaag heeft ongeveer 10% van de studenten op de Antwerpse universiteit een migratieachtergrond, terwijl het voor de bevolking van de stad Antwerpen om ongeveer 45% gaat. Van de huidige groep van 0- tot 5-jarigen, die rond 2030 op het punt kan staan om in te treden in het hoger onderwijs , heeft liefst 73% een vreemde herkomst. De uitdaging is dus gigantisch groot.
Maar niet alleen de instroom van kansengroepen is beperkt, hetzelfde kan gezegd worden over de door- en uitstroom. Nefast op lange termijn, want onderzoek leert dat er een recht evenredige relatie bestaat tussen de scholingsgraad en de levensstandaard. Laaggeschoolden hebben een substantieel grotere kans om (langdurig) werkloos te zijn, ziek te worden, een kortere levensverwachting te hebben, onder de armoedegrens te vallen en zo verder. Dat is ook een slechte zaak voor de ganse maatschappij. Het Centrum voor Migratie en Interculturele Studies (CEMIS), verbonden aan de Universiteit Antwerpen, probeerde via een uitgebreide studie zicht te krijgen op de problematiek van de doorstroom van kansengroepen op de Antwerpse universiteit. Meer dan 1500 studenten namen deel aan de enquête. 254 deelnemende studenten hadden een migratieachtergrond.
Meerdere factoren
“Op het vlak van studiesucces zien we dat vier categorieën van kansengroepen significant lager scoren op het vlak van studiesucces”, legt onderzoeker David Corradi uit. “Het gaat om studenten met een migratieachtergrond, met een andere thuistaal, met een laaggeschoolde moeder en met een financieel zwakke situatie.”

–        Studenten met migratieachtergrond presteren gemiddeld 21% lager qua studiesucces (verhouding verzilverde/opgenomen studiepunten) dan studenten zonder migratieachtergrond.
–        Studenten met een andere thuistaal scoren 25% lager dan studenten met thuistaal Nederlands.
–        Studenten wiens moeder geen diploma secundair heeft, doen het 11% slechter dan studenten wiens moeder wel minstens een diploma secundair behaalde.
–        Beursstudenten scoren minder dan collega’s zonder beurs, maar scoren gemiddeld voldoende hoog om niet in een studievoortgangstraject te belanden.

“Daarnaast spelen nog andere factoren een rol in het studiesucces”, zegt Corradi. “Denken we bijvoorbeeld aan de prestatiedruk, het al dan niet ervaren van discriminatie en het diversiteitsklimaat op de universiteit. Een belangrijke vaststelling is dat de trajecten van deze jongeren doorheen hun hele onderwijscarrière op allerlei drempels blijven botsen, structurele maar zeker ook interpersoonlijke en sociale.
Drempels wegwerken
De cijfers zijn niet erg rooskleurig, maar volgens de onderzoekers is het voor de universiteit wel mogelijk meerdere drempels weg te werken. Corradi: “Een instroomaanbod, met zomerscholen en faculteitsspecifieke instapcursussen, kan bijvoorbeeld helpen. Ook de verdere ontwikkeling van reeds lopende projecten zoals Mentoraat Plus en Monitoraat op Maat, waarbij studenten intensief ondersteund worden, is nuttig. De begeleiding moet op maat van de student zijn, waarbij geluisterd wordt naar de verschillende problemen, niet zelden van sociaaleconomische aard.”
Internationale voorbeelden tonen ook de positieve effecten van buddyprojecten en een mentorenwerking aan. Studentgerichtheid is eveneens een positieve factor: transparante evaluatievormen, reflectiemomenten met docenten en blended leren bijvoorbeeld. Bij blended leren wordt het klassieke hoorcollege opgenomen en online beschikbaar gemaakt. Cruciaal hierbij is dat deze ondersteuningsmaatregelen ook gedragen en gevraagd worden door de studenten. Zij geven zelf aan een positieve invloed te voelen van deze ondersteuning. Van belang is bovendien om een positief klimaat te creëren dat jongeren het gevoel geeft dat ze op hun plaats zijn in het hoger onderwijs. “De stad Antwerpen zal in de vrij nabije toekomst bij uitstek geconfronteerd worden met een studentenpotentieel dat qua etnisch-culturele achtergrond divers is”, besluit Corradi. “Antwerpen en de Universiteit Antwerpen bevinden zich in poleposition om een bredere deelname aan het hoger onderwijs te bewerkstelligen, en kunnen een inspiratie voor Vlaanderen zijn.”
Nieuwe initiatieven
“We zijn ons uitermate bewust van die uitdagingen”, zegt rector Herman Van Goethem. “We hebben ons steeds ingezet om de in-, door- en uitstroom van studenten uit kansengroepen te bevorderen. Maar er moet meer gebeuren. Zo zullen we meer inzetten op projecten zoals Tutoraat, Klimop, Monitoraat op Maat en Mentoraat Plus. Er komen ook nieuwe initiatieven, zoals diversiteitscoördinatoren en opleidingen voor de medewerkers van Uantwerpen.” De universiteit zal ook nauwer samenwerken met de hogescholen en wil een beroep doen op externe expertise, bijvoorbeeld uit Nederland, om zo good practices te implementeren. “Maar als we echt een voorloper in Vlaanderen willen worden, moeten we bij de overheid aandringen op meer middelen voor de specifieke Antwerpse onderwijsuitdagingen”, besluit Van Goethem.