De provincies staan onder druk, maar uit onderzoek van UCLouvain en UAntwerpen blijkt dat de provinciegrenzen reële ‘obstakels’ zijn. Verhuizen, winkelen, werken: bij al die activiteiten staat de eigen provincie doorgaans centraal.
De geografen prof. Isabelle Thomas (UCLouvain) en prof. Ann Verhetsel (UAntwerpen) deden een onverwachte vaststelling: provinciegrenzen hebben dan toch nog een betekenis. De beide onderzoekers werden 30 jaar geleden opgeleid met de idee dat administratieve grenzen voor geografen van geen tel zijn: deze grenzen zouden immers geen weerspiegeling zijn van ruimtelijke samenhang. “Wij waren ervan overtuigd dat ‘functionele stedelijke gebieden’, vaak ‘stadsgewesten’ genoemd, veel meer de werkelijkheid van ruimtelijk sociaaleconomisch gedrag weerspiegelen dan administratieve grenzen”, legt Ann Verhetsel uit.
Dit werd vroeger onderbouwd door studies die met zeer gedetailleerde ruimtelijke cijfers afbakeningen maakten rond vooraf geïdentificeerde centrumsteden. Daarbij werden voor buurten en gemeenten rond deze steden een hele reeks cijfers in kaart gebracht. Het ging bijvoorbeeld om het aantal gezinnen dat uit de stad verhuisde naar de rand, het mediaan inkomen van gezinnen, het aandeel mensen die in de centrumstad werken. De afgebakende stadsgewesten strekken zich uit over provincie-, arrondissements- en regionale grenzen heen. Deze afbakeningen zijn uiteindelijk door de overheid bijvoorbeeld opgepikt bij de opmaak van ruimtelijke plannen.
Kriskrasrelaties
Maar recent onderzoek brengt beide dames tot andere inzichten. “Vandaag beschikken we meer en meer over gedetailleerde cijfers over ‘relaties’ tussen locaties’, zegt Isabelle Thomas. “Denk aan statistieken van woon-werkverplaatsingen, migratiestromen, maar ook nieuwe gegevens over telefoonverkeer, winkelverplaatsingen … Met nieuwe methoden kunnen in al die kriskrasrelaties communities worden afgebakend.”
Zo een community wordt gekenmerkt door zeer veel en intense interne relaties en relatief minder relaties met locaties buiten de afbakening. Wanneer de twee geografen decommunities op kaart gingen voorstellen, stonden ze versteld van de hoge ruimtelijke samenhang: kaart 1 geeft de communities voor woon-werkverkeer en kaart 2 toont de gebieden die verschijnen wanneer de migratiestromen worden doorgelicht. Opvallend en onverwacht is dat de afgebakende gebieden ruimtelijk aansluitend zijn: er is geen gemeente te vinden die geïsoleerd ligt van de community waartoe ze behoort. Voor het woon-werkverkeer valt op hoe belangrijk het Brusselse is. Verhetsel: “Het is een zeer uitgebreid gebied dat zich vooral uitspreidt over het arrondissement Halle-Vilvoorde, Waals-Brabant, en ook een stukje van Oost-Vlaanderen en Henegouwen bevat. Opvallend is dat het Leuvense een zelfstandige woon-werkregio is. Het Antwerpse integreert het Waasland. De provincie Namen wordt gegroepeerd met het oosten van Henegouwen (streek van Charleroi).”
Verder pendelen dan verhuizen
Maar de woon-werkcommunities West-Vlaanderen, de rest van Oost-Vlaanderen, Limburg, Luik en Luxemburg houden zich praktisch helemaal aan de provinciale begrenzingen. Op basis van de migratiestromen worden kleinere gebieden afgebakend, verhuizen gebeurt dus in kleinere gebieden dan pendelen voor het werk. Nabijheid van vrienden, familie, school, … wegen meer door bij het zoeken van een nieuwe woning. Ook hier worden de taalgrens en de provinciale grenzen grotendeels gerespecteerd. Verder onderzoek, samen met de onderzoekers Arnaud Adam (UCLouvain) en Joris Beckers (UAntwerpen), wees ook uit dat er verschillen zijn tussen de communities van mannen en vrouwen. “De woon-werkgebieden van vrouwen zijn kleiner dan die van mannen”, stelt Thomas. “Zo vormt voor vrouwelijke pendelaars het Waasland een aparte community los van het Antwerpse. Ook voor verschillende inkomensgroepen variëren de afbakeningen: lagere inkomensgroepen wonen en werken in meer beperkte regio’s dan hogere inkomensgroepen. De provinciegrenzen blijven echter belangrijk.”
Provinciegrenzen beïnvloeden dus blijkbaar de sociaaleconomische verplaatsingen hoewel ze uit een ver verleden stammen en er geen barrières (regels, taxen) zijn die het overschrijden ervan verhinderen of bemoeilijken. “Deze informatie kan niet alleen in de discussie over de zin en onzin van provinciale besturen worden gebruikt, maar het kan de overheid bijvoorbeeld ook inspireren bij de afbakening van regio’s voor openbaar vervoer”, besluiten Verhetsel en Thomas. “Ook de privésector kan zinvol gebruik maken van deze informatie. Denken we bijvoorbeeld aan de vastgoedpraktijk.”
Kaart 1: Communities van stromen van woon-werkverkeer(top)
Kaart 2: Communities van verhuisbewegingen(tekst)

Kaarten: ©Adam, Thomas & Verhetsel