De Antwerpse schepenen Fons Duchateau en Nabilla Ait Daoud onthulden vandaag een nieuw stadsgedicht voor de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal. Burgemeester Bart De Wever was verontschuldigd.

Stadsdichter Maud Vanhauwaert schreef het gedicht naar aanleiding van de 500 jaar oude belforttoren die de komende twee jaar in de stijgers staat. Op vraag van de stad werkte zij samen met grafisch ontwerper Jelle Jespers een poëzie-integratie uit voor de werfomheining op de Handschoenmarkt en een deel van de steigerdoeken.

Maud Vanhauwaert over haar stadsgedicht ‘Deze Oude Lieve Vrouw’: “Geen gebouw is iconischer in deze stad, geen gebouw heeft zoveel te vertellen als de kathedraal. Of ik als stadsdichter iets wilde doen met de steigerdoeken, tijdens de renovatiewerken van de toren? ’t Zal wel zijn! Ik besloot om een gedicht te schrijven waarin je de stem van de kathedraal hoort. Ik stel haar voor als een lieve oude vrouw die de voorbijgangers aanspreekt. Ze is trots op de glorie die ze uitstraalt, maar betreurt dat iedereen haar vooral als een relict van het verleden ziet.”
Jelle Jespers vertaalde de laatste regels in haperende letters, die samen een intrigerend grafisch spel vormen op de werfdoeken. Het gedicht ‘Deze Oude Lieve Vrouw’ is vanaf 2 april in verschillende talen te lezen op de werfafsluiting aan de Handschoenmarkt.
Van 2 tot 7 april weerklinkt het stadsgedicht elke dag om 20 uur vanuit de belforttoren, in samenspel met de beiaard. Beiaardiers Koen Van Assche en Liesbeth Janssens spelen voor deze gelegenheid muziek uit het beiaardboek van 1746 van de 18de-eeuwse stadsbeiaardier, Joannes De Gruijtters.
Deze Oude Lieve Vrouw
 Al eeuwen waak ik over alle daken
priem ik prompt het zwerk in, voel ik de richting 
van de wind, stel ik een vraag die niemand kent
 
Verheven in mijn kantwerk van steen 
onderging ik het allemaal, de vlammen
beeldenstormers, ze likten mij uit, roofden mij leeg 
 
Ik ben een vrouw van vele ribben en beuken 
maar bleef staande, een kranige bejaarde
met een beiaard die al eeuwen luidt 
 
Nu zie ik iedereen aan mij voorbijgaan
slechts een enkeling bezoekt mij nog
praat met zachte stemmen in het duister

Ik voel mij kromtrekken op gekartelde sepia 
ansichtkaarten, je kan jezelf kijkend naar mij
de geschiedenis inschrijven, maar laat mij niet alleen 
 
Van het verleden zijn. Meer nog 
dan onder een Alziend oog ben ik het oog 
van de storm van de stad, tijdloos toevluchtsoord
 
Welaan dan, laat de stilte in u galmen
een koor uit u kiemen, eer uw ouden van dagen 
en zij zullen voor u pralen, in onverlichte nissen 
 
Liggen mijn geheimen verscholen 
in meesterlijke drieluiken ga ik voor u open 
laat mij u midscheeps met verstomming slaan

Schrijf deze oude lieve vrouw niet af
al hang ik aan katheters, aarzel niet
vooral nu ik haper
                         nader.
 
© stadsgedicht Antwerpen 2019

Foto’s: Koen de Waal / www.antwerpenboekenstad.be