Enkele weken geleden kocht de Koninklijke Bibliotheek van België op een kleine Brusselse veiling werken van James Ensor (1860-1949), Pol Bury (1922-2005) en Panamarenko (°1940). Het verhaal van een nieuw aangekochte Ensorprent lijkt nu tot de verbeelding te spreken. Het stukje blijkt uitzonderlijker dan aanvankelijk gedacht: het gaat om een zeldzame ‘eerste staat’, een vroege druk, van een zelfportret. Een restauratrice legde de waarheid letterlijk bloot.
Klein, vergeeld en gehavend
Op de kijkdagen die aan de veiling voorafgaan, wordt de Ensorprent De Oostendse Visser in een dikke vergeelde passe-partout met sterk gehavend kader aan het publiek gepresenteerd. Door de geringe afmetingen – het stukje is amper 13,4 op 9,5 cm groot – wordt het door velen slechts een schamele blik gegund. De waarnemer van de Koninklijke Bibliotheek van België vermoedt dat het om een uiterst zeldzame vroege druk van Ensors voorstelling gaat.
Zeldzame ‘eerste staat’
Rond 1900 krast Ensor met een droge naald zijn zelfportret in een koperplaat. Het wordt een portret ten voeten uit. Ensor toont zich daarbij in de kledij van een doorwinterde strandjutter: gemutst en met een dikke jas tegen de gure Noordzeewind, een vissersmand in de linkerhand. Hij kijkt de toeschouwer indringend aan. Dat het om een vroege druk, een zogenaamde zeldzame ‘eerste staat’ gaat, wordt duidelijk bij vergelijking met andere afdrukken van dezelfde prent. De latere afdrukken getuigen van een grondige herwerking van de drukplaat door de kunstenaar zelf. Zo zijn er bij de ‘tweede staat’ enkele schaduwpartijen aan de compositie toegevoegd.
Papierdikte zorgt (even) voor onzekerheid
Naast het feit dat het aangekochte stuk een schaarse eerste staat is, maakt verder ook de eigenhandige bijkleuring door James Ensor het kunstwerkje uniek. Dit kon echter niet beletten dat, toen de prent onlangs uit het kader werd gehaald, er even paniek ontstond toen bleek dat het bedrukte papier van een dik kaliber bleek te zijn. Ensor gebruikte doorgaans delicatere materialen zoals Japans zijdepapier om zijn etsen op af te drukken. Hier leek het eerder om de textuur van een postkaart te gaan. Om de authenticiteit van de nieuwverworven Oostendse Visser alsnog te verifiëren, werd beslist om de prent van haar oude montage te ontdoen.
“Een uiterst geduldige restauratrice verwijderde met scalpel de papiervezels die met de achterzijde van de prent waren verlijmd. Uiteindelijk kon zo het adres van “Mevr. Emma Lambotte, Louizastraat 28, Antwerpen” worden blootgelegd. En zo werd het aantrekkelijke kunstwerkje opeens een persoonlijk, zeg maar intiem, document…” – Maarten Bassens, onderzoeker bij het Prentenkabinet van de Koninklijke Bibliotheek van België

Wie is Emma Lambotte?
Emma Lambotte (1878-1963), een uit Luik afkomstig schrijfster en kunstschilderes, is van zéér groot belang voor de artistieke carrière van James Ensor. Emma leert het werk van Ensor kennen aan de vooravond van de 20ste eeuw en raakt er helemaal door gefascineerd. Ze verzamelt niet enkel schilderijen, prenten en tekeningen van de kunstenaar, maar zorgt ook direct en indirect voor de ontwikkeling en promotie van diens artistieke capaciteiten. Hoewel de toon tussen Ensor en Lambotte in correspondentie altijd erg formeel blijft, is hier zeker sprake van een nauwe vriendschappelijke band. In 1907 schildert Ensor zelfs een portret van Emma.
“Lelijke postkaarten”
We kunnen momenteel enkel raden naar het tijdstip waarop deze artistieke postkaart naar Emma Lambotte werd verstuurd. Een datumstempel van de posterijen ontbreekt volledig. Het meest aangewezen tijdstip lijkt weliswaar september 1904 te zijn. Emma Lambotte vraagt de kunstenaar namelijk op woensdag 7 september 1904 in een brief of ze etsen van hem kan kopen. Op vrijdag 23 september laat ze Ensor weten dat ze de prenten goed heeft ontvangen en ze al lang heeft bewonderd. Wel merkt ze nog op dat ze die postkaarten waarmee de kunstenaar correspondeert maar lelijk vindt. Al besluit ze haar brief uiteindelijk met “Dan heb ik nog liever dat dan helemaal niets!”