De prijs, een cheque van 5.000 euro en een Montblanc-pen, werd uitgereikt aan Jos Pierreux voor zijn thriller ‘Niets erger dan spijt’.

Het verhaal speelt zich af in een periode waarin het hele land een terreurdreiging niveau 3 ondergaat. Dan worden in Knokke twee tienermeisjes verkracht. Hun aanrander heeft kenmerkende tatoeages. Luk Borré bijt zich in het onderzoek vast. Er wordt een aanslag gepleegd op zijn leven: wie wil zich op de speurder wreken en waarom? Als mama Borré gehospitaliseerd wordt, heeft zij maar één wens. Haar zoon wordt geacht ervoor te zorgen dat die ingewilligd wordt. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan.
Teammelant komt blijkbaar in de beste families voor want ook het huwelijk van overste Theofiel Mangels staat op springen.

Juryleden van de Hercule Poirotprijs waren dit jaar voorzitter Geert Lambrecht (Knack Line Extensions), LindaAsselbergs (Knack Weekend), Johanna Spaey (Knack Focus, Feeling, en zelf laureate in 2005), Lukas De Vos (nws vrt.be, knack.be) , Patrick Van Gompel (VTM-nieuws) en John Vervoort (Het Nieuwsblad – De Standaard).

Een laudatio werd uitgesproken door Lukas De Vos: “Geduld is een schone deugd. Vooral toch als ze door anderen wordt beoefend. Bij de uitreiking van de 21e Knack Hercule Poirotprijs geldt deze zinspreuk dubbel: voor de schrijver, en voor de hoofdpersoon in Niets Erger dan Spijt, in de veertiende saga van Luk Borré, de aangespoelde inspekteur in hell-hole Knokke, de “niet altijd even sympatieke speurder” – zeg maar: de verwaande klootzak voor wie de wet een zelfbedieningszaak is. Het is raar, maar Borré lijkt steeds meer op de kat met negen levens. Soms blijkt hij letterkundig uitgeput, als in Het Viervijfde Principe uit 2007 of in Graaiers en Snaaiers uit 2013. En toch slaagt Jos Pierreux erin om zijn veelgeplaagde speurder als een feniks uit zijn asse te doen herrijzen. Hij doet dat door verstandige personageverschuivingen. Dat de jury alsnog voor Pierreux koos heeft doorslaande redenen. Eerst en vooral de bijna foutloze, ingenieuze uitbouw van een plot, dat even vernuftig als kunstzinnig verweven wordt uit twee verhaalslijnen: een mislukte aanslag op Borré, en de lijdensweg van zijn zelfbewuste moeder die op hoge leeftijd eutanasie wil krijgen. In beide onderdelen is niets wat het lijkt, de kloof tussen wet en waarde is peilloos diep. Want wat heeft een misser door een scherpschutter – was het wel een misser? – te maken met de verkrachting van twee jonge meiden – was het wel een verkrachting? En wie werkt zijn moeder tegen die nochtans bij volle bewustzijn een korrekte aanvraag tot levensbeëindiging heeft ingediend? En welk geheim verbergt ze voor haar zoon: wat heeft Borrés moeder ooit mispeuterd en wie was zijn vader?

De tweede reden is de strak volgehouden aanklacht tegen het establishment. Het gaat om patiëntenrechten en enge vooroordelen. Pierreux van wie ik vroeger al schreef dat hij “de boeteprofeet is van de ontkerstening”, baalt van de denkbeeldige scheiding tussen kerk en staat, van de bestraffende ontkenning van het zelfbeslissingsrecht. De pijnlijkste konfrontatie vindt plaats in een diskussie tussen de koppige moeder en de zalvende pastoor, die zichzelf voor modern en open houdt. “Godsdienst was niet het meest vernederende en afschuwelijke dat mij was overkomen”, bedenkt ze. “Dat was met voorsprong Het Gebeuren. Maar mijn jeugd was van de rooms-katolieke frustratiesaus overgoten en, geloof me, nu kwam erger opzetten” (252). Wat Het Gebeuren is moet u zelf ontdekken. Maar in deze scene put de priester zich uit in algemeenheden om haar af te remmen – “Zie je er tegenop om het een tijdje in een instelling aan te kijken ? (…) Je genezingsproces verloopt vlot en je ziet er nog zo goed uit”. Ergens in de verte kraait een haan, voegt Pierreux er bijbelvast aan toe. En de afgeleefde moeder beseft maar al te goed dat ze uitgebuit wordt door kapitaal en kerk: het rekken van een onnodige aanwezigheid als ze maar geld opbrengt. “Ik zit hier te wachten op Godot”.

Wat de pastoor is voor Borrés moeder is Mangels voor hem. Een oerkonservatief, allicht een aanhanger van Monseigneur Lefèbvre of van Opus Dei, maar onmachtig om zijn eigen nakende scheiding onder ogen te zien. “Zelfmoord is haar schuld (…) God heeft de touwtjes in handen”. Waarop Borré denkt: “Geloven was dat een afwijking ? Zoiets als wijwater in de hersenen ?” En eerder al: “Godsdienst was als syfilis. Dat genas niet, dat rotte”.

De derde doorslaggevende motivering is de opmerkelijke stijlbeheersing. De gedurfde ekspressionistische opbouw van de proloog. De gebalde opening, met lettergrepen opgetast. De aanzet. Met sprekend gemak verandert Pierreux van perspektief, de innerlijke monoloog neemt het zonder haperen over van een ander gezichtspunt. Dat maakt van Niets Erger dan Spijt ongetwijfeld de minst toegankelijke aflevering van de Borré-cyklus.

Maar tegelijk ook de meest lonende, de meest diepgravende, de meest literaire, en vooral de hardnekkigste kommentaar op het illusieloze tijdperk waarin wij leven. Op zijn 61e heeft Jos Pierreux zichzelf gevonden. Hij heeft ook de jury gevonden. Als het publiek nu ook nog in groten getale volgt, dan is deze Poirotprijs andermaal een volle aflaat waard. Want niets is erger dan spijt. Behalve doodgaan. Hoewel Pierreux ook dan een wijsheid van Confucius uit zijn mouw zal schudden: ‘Hoe wilt u de dood begrijpen ? U begrijpt het leven nog niet eens’.”

Foto’s: Ruddy Berghmans.