Vlaanderen anno 2021 is een moderne samenleving waarbij technologie en vernieuwing de drijvende motoren van onze economie zijn. Ooit was het anders, en we moeten zelfs niet eens zo ver teruggaan. 100 jaar geleden, kort na de Eerste Wereldoorlog, was de landbouw de voornaamste sector maar meerdere crisissen zorgden voor een geleidelijke ommekeer. We gaan terug in de tijd en bekijken hoe boerenfamilies destijds in Vlaanderen leefden.

Eind 19de eeuw maakt de Belgische landbouw een grote verandering door. Ten gevolge van de massale invoer van goedkoop buitenlands graan in de jaren 1880-1890 ontstaat een landbouwcrisis. Door deze crisis schakelen steeds meer landarbeiders om van akkerbouw naar veeteelt, en in sommige streken naar vervangproducten, zoals in Haspengouw fruitteelt.

Kleine boeren gaan vaak elders seizoensarbeid verrichten, zoals de bietenoogst of het bakken van brikken. Of ze verhuren zich als dagloners bij grotere boeren, aanvankelijk tijdelijk maar in vele gevallen ook op permanente basis. Rond de eeuwwisseling bestaat de boerensector voor het merendeel uit kleine boerenbedrijven van 1 tot 5 ha, vaak als pachter. Op deze kleinere bedrijven werken doorgaans alleen de eigen familieleden.
Ongehuwd samenwonen is in deze boerenfamilies ondenkbaar. Trouwen doen de boeren zodra ze op eigen benen kunnen staan volgens het motto “iedere zot zijn kot’. Bij het zoeken van een huwelijkspartner geldt het adagium ‘soort zoekt soort’.  Het idee dat er ‘vroeger’ veel meer kinderen waren, is overigens een misvatting.  De grote kinderrijkdom dateert pas uit de periode van de 19de eeuw met gemiddeld vijf kinderen per gezin. Ze worden mee ingeschakeld bij onder meer het onkruid wieden, de koeien hoeden, het hooien, oogsten en fruit plukken. Tijdens de oogstperiode wordt het grote schoolverzuim bij landbouwerskinderen door de schoolmeester oogluikend toegestaan. Hun communie op 12-jarige leeftijd betekent voor boerenkinderen het einde van hun kindertijd en van dat ogenblik af worden zij voltijds ingezet op het landbouwersbedrijf.

Stadsvlucht
Steeds meer boeren geven hun stiel op en trekken naar de stad. Sommige grote boeren hebben meerdere dagloners in dienst, maar ook zij krijgen het steeds moeilijker om de touwtjes aan elkaar te knopen. De rijke boeren zijn doorgaans katholiek. Ze zetelen in de gemeenteraad als burgemeester of schepen en zijn maatschappelijk conservatief. Ze steunen de Boerenbond en staan op het punt belangrijke moderniseringen door te voeren.

Boerenbond
De Boerenbond werkt volop mee aan de modernisering van de landbouw. De bond ondersteunt de boeren met scholing en stimuleert kunstmest om de opbrengst te vergroten. Er worden stalen van de bodem genomen die in de landbouwhogescholen worden onderzocht. Op basis van deze stalen krijgen de boeren advies over wat er aan hun grond eventueel mankeert en hoe ze die kunnen verbeteren met het oog op nieuwe fruitaanplantingen. De wetenschap helpt de landbouw vooruit.
De Boerenbond groeit algauw uit een machtige, op een syndicaat lijkende, organisatie voor de landbouwers. De boeren kunnen er terecht voor goedkope brandverzekeringen die al snel erg populair worden. Ook staat de Boerenbond in voor veeverzekeringen en opleidingen. De Raffeisenkas staat leningen toe van 100 tot 300 Belgische frank voor de aankoop van één koe of één kalf aan een interest van 4% en met afbetalingsplannen van 3 à 5 jaar tot in sommige gevallen zelfs 10 jaar.

De boerin: vele talenten
De boerin komt doorgaans zelf uit een boerenfamilie en kent het klappen van de zweep maar al te goed. Niet zelden is een (of meerdere) van haar zussen non geworden. Met wat geluk is die zus opgeklommen tot moeder-overste en stijgt haar familie in aanzien. Voor de boerin is het een grote droom dat een van haar zonen priester wordt.
De boerin speelt een belangrijke rol op de boerderij. Ze is de spil van de onderneming. Zo zorgt ze voor het vee, melkt ze de koeien en staat in voor het pluimvee. Verder maakt ze boter, gaat ze naar de markt, onderhoudt ze de voor het gezin zo belangrijke moestuin, helpt ze bij het hooien en het oogsten. Verder doet ze aan kantklossen, weven en handwerken,  en leidt ze bovendien het huishouden, als een ‘ploegbaas’ van de inwonende dochters en meiden.

Dagelijkse hygiëne
De boerin speelt een belangrijke rol in de dagelijkse hygiëne. Op zaterdag staat steevast een controle van de hoofdluizen en ander ongedierte op het programma. Eenmaal per week moet iedereen zich in een bassin wassen met een afgedankte vod als washandje.
Betere voeding
Eind 19de eeuw wordt de voeding bij het doorsnee boerengezin merkbaar beter en veelzijdiger. Aardappelen vormen nog steeds een essentieel onderdeel van het dagelijks menu, maar het vleesverbruik – voornamelijk varkensvlees – en de consumptie van zuivelproducten nemen sterk toe. Volle melk en eieren nemen de plaats in van de minder voedzame botermelk. Uit Nederland wordt steeds meer kaas ingevoerd. De boterconsumptie daalt lichtjes, maar dit wordt ruimschoots goedgemaakt door het stijgend verbruik van margarine vanaf 1890.

Devotie
De boerin speelt een sleutelrol in de devotie binnen het gezin. Ze maakt een kruisteken over het vers gebakken brood, en geeft haar kinderen bij het slapengaan een kruisje. Gewijde palmtakjes zijn overal in de boerderij aanwezig, van het kruisbeeld tot in de slaapkamers, de zolder en op de velden. Ieder lid van het gezin bewaart religieuze medailles los of in een zakje met een veiligheidsspeld op het hemd vastgemaakt en een rozenkrans. In het huis vinden we verder andere religieuze voorwerpen zoals kruisbeelden, een calvarieberg in een fles, sierborden met Bijbelse taferelen, prenten, bedevaartvaantjes,… En natuurlijk het “God ziet U, hier vloekt men niet”!

Preuts
De gemiddelde boerin is erg preuts. Er hangt een taboesfeer rond naaktheid en seks, die in haar ogen uitsluitend voor de voortplanting dient. In deze typische mannenmaatschappij blijft ze buitenshuis ondergeschikt aan de boer. Toch geeft het huwelijk haar een positie in de samenleving, cf. zie bijvoorbeeld het motto ‘het huwelijk maakt de vrouw’.

Kerngezin
Het boerengezin kan tal van vormen aannemen. Klassiek is het kerngezin met boer, boerin en kinderen, maar niet zelden is de familie uitgebreid met inwonende familieleden zoals ouders en grootouders, ooms en tantes. De boerin staat vaak in voor de opvang van hulpbehoevende leden van de familie die nergens anders terecht kunnen. Ook ongehuwde broers en zusters kunnen bij haar terecht.
Er zijn merkelijk meer alleenstaande weduwen dan weduwnaars. Onder de boeren is er een hoger sterftecijfer, en boeren die weduwnaar worden hertrouwen sneller.

Auteur: Stefaan Van Laere

Foto’s: www.seniorennet.be