De Heilige Graal, de Ark van het Verbond, de Ark van Noah: allemaal voorwerpen van aanbidding voor gelovige christenen. De vraag is: waar bevinden die voorwerpen zich? Bestaan ze (nog) wel? Die vragen moeten we ons echter niet stellen bij de Lijkwade van Turijn. Dit sinds de middeleeuwen aanbeden voorwerp ligt veilig opgeborgen in een schrijn in de kathedraal van Turijn.

Simpel: het zou gaan om Jezus Christus zelf. Maar is dat ook zo? Of gaat het hier om een vervalsing die mogelijk de geschiedenis ingaat als de meest ingenieuze vervalsing aller tijden? De meningen zijn in ieder geval nog steeds verdeeld.

Het doek
Het linnen doek zelf is ruim 4 meter lang. Ze draagt de afbeelding van een man die minstens 1,75 m groot geweest is. Hij is bedekt met sporen van wrede geseling en op zijn hoofd staat een wonde die kenmerkend is voor het dragen van een doornenkroon. Dat plus het kenmerkende gezicht dat we herkennen als dat van Jezus deed reeds in de middeleeuwen pelgrims vermoeden dat het om diens lijkwade moet gaan.
Eerste verwijzing
Een eerste echte verwijzing naar het doek is terug te vinden uit geschriften van het jaar 1354. Daarin staat te lezen dat het doek in het bezit was van een zekere ridder genaamd Geoffrey de Charny. Deze woonde in een kasteel in het Franse dorpje Lirey. Via zijn vrouw was hij echter verwant aan koningen en hertogen en genoot hij dus extra aanzien.

De Charny was een zeer extravagante persoon die wel hield van feesten. Zo ontving hij geregeld gasten die hij in de watten legde met een exquise feestdis en prachtige muziek. Daarnaast zou hij hen ook regelmatig het doek hebben getoond waarop volgens hem de afbeelding van Jezus stond, een heilig doek dat door hem niet vernoemde redenen in zijn bezit is gekomen. Velen denken dat er een verband bestaat tussen deze Geoffrey de Charny en iemand met bijna dezelfde naam: Geoffrey de Charney. Deze was destijds de rechterhand van Jacques de Molay, grootmeester der Tempeliers toen die bij duizenden werden gearresteerd en op de brandstapel gezet. Tijdens hun verhoor zouden heel wat Tempeliers hebben toegegeven dat ze een geheimzinnig hoofd vereerden. Was dit een verwijzing naar de Lijkwade van Turijn waarop heel goed het hoofd van Jezus te zien is? En had Geoffrey de Charney het doek in veiligheid gebracht bij een familielid die het later doorgaf aan zijn zoon, die het op zijn beurt aan iedereen tentoonstelde die het wilde zien?

C14-datering
Wat de reden ook mocht zijn dat Geoffrey de Charny het doek in zijn bezit had gekregen, het zou het doek niet minder aantrekkelijk maken voor gelovigen. Zo kwam het vele eeuwen later in het bezit van de stad Turijn waar het nu nog steeds ligt.
Maar reeds kort na de eerste meldingen was er een Franse bisschop die de toenmalige paus al waarschuwde voor fraude. Hij stuurde een boodschap naar Rome waarin hij gewag maakte van een sluwe vervalsing waarop bedriegers de afbeelding hadden geschilderd van de Verlosser. Daardoor kwam er een eeuwenlang dispuut tussen gelovigen en niet-gelovigen over de echtheid van het doek. Een dispuut waaraan de wetenschap in de late jaren 1980 definitief een einde hoopte te brengen. Een team experts voerde een C14-datering uit op een klein stukje van het doek en daaruit bleek dat het uit de jaren 1260-1390 moet komen. Een vervalsing dus. Einde verhaal of toch niet? Want al snel kwam er tegenwind uit alle hoeken van de wetenschap.

Tegenargumenten
Niet lang na de bekendmaking van de C14-resultaten, waaide de kritiek los in zowat elk tijdschrift of krant. De media gaf het onderzoeksteam er flink van langs met woorden als manipulatie, bedrog en complot. Het woord werd gegeven aan wetenschappers die via een heel andere weg tot de conclusie waren gekomen dat het doek veel ouder moet zijn dan 1260.
Eén man die al deze argumenten, degene die zowel voor als tegen het C14-onderzoek spraken, tegen elkaar afwoog in verschillende boeken was de Brit Ian Wilson. Hij is een autoriteit op het gebied van de Lijkwade van Turijn en kreeg lof van zowel vriend als vijand voor de manier waarop hij elk argument tot in de kleinste details weergaf zonder ook maar iemand met de vinger te wijzen. Wilson kende persoonlijk ook enkele van de wetenschappers die hadden meegewerkt in het C14-team en was zeer zeker dat zij hun onderzoek in alle eerlijkheid hadden afgewerkt. Zaken als complot en manipulatie wuifde hij dus weg.

Maar Wilson was ook niet blind voor alle tegenargumenten die hij eveneens opsomde. Zo was er een kunstenares die met grote zekerheid wist te zeggen dat het doek absoluut niet geschilderd kon zijn onder meer omdat de afbeelding in feite driedimensionaal is en geen enkele kunstenaar dit in de middeleeuwen onder de knie had. Alleen een computer kon dit zo nauwkeurig en die waren er destijds nog niet.
Een Britse patholoog had dan weer uitvergrote foto’s van het doek, meer bepaald het fotografisch negatief ervan, uitvoerig bestudeerd. Hij kwam tot de conclusie dat elke wonde echt was. Hij zag zo onder meer duidelijke sporen van een typisch Romeinse zweep, schaafwonden van iemand die tegen de grond was geduwd en sporen van nagels door de polsen. Het was namelijk zo dat de Romeinen door ervaring erachter waren gekomen dat de handen het hele gewicht van een lichaam niet konden dragen en uitscheurden. Daardoor sloeg men de nagels door de pols. Dit zorgde dan weer voor een naar binnenslaande duim doordat een zenuw in de pols wordt kapotgeslagen. Zaken die hij zeer zeker op de foto’s had kunnen zien.
Een Amerikaans onderzoeksteam had dan weer details gevonden op vroege portretten en munten met de afbeelding van Jezus waarop zeer duidelijk details van de Lijkwade naar voren kwamen. Men had ook ontdekt dat er kleine muntjes op de ogen leken te liggen en na microscopisch onderzoek kon het team letters onthullen waaruit men de naam Tiberius ontcijferde. In die tijd was het namelijk een gewoonte dat men muntjes op de ogen van de dode legde omdat die zo de veerman die hem naar de overkant moest brengen kon betalen. En de muntjes die de persoon van de Lijkwade op zijn ogen had liggen dateerden uit de tijd van Tiberius die regeerde rond de tijd van Jezus.

Pollenanalyse
In de jaren 1970 was een Zwitserse onderzoeker al op het spoor gekomen van stuifmeel afkomstig van bloemen en planten uit het Midden-Oosten. De in die tijd revolutionaire methode om via plakband pollen los te trekken die voor het blote oog onzichtbaar waren, was één van de eerste indicaties voor wetenschappers om in de echtheid van het doek te geloven. Want dit bewees dat het doek niet alleen in Europa is geweest en kan een verklaring geven voor een andere legende die al eeuwenlang de ronde gaat.
Vooral in de Grieks-Orthodoxe Kerk is er het verhaal van de zieke koning Abgar van Edessa, een stad in het huidige Turkije. Abgar vraagt aan zijn dienaren om op zoek te gaan naar ‘een doek met de afbeelding van Jezus op’ om te pogen hem te genezen. Daarop verschijnt Jezus zelf met het doek dat de koning wonderwel geneest. Gaat het hier om de Lijkwade van Turijn? In ieder geval was het Abgar voldoende om zijn koninkrijk om te vormen tot een christelijke gemeenschap. Later keerde de islam er terug en vervolgde christenen zouden het befaamde doek hebben verborgen in een holte achter een muur. Daar zou het 500 jaar verstopt liggen tot het bij toeval wordt gevonden. Heel het oostelijke christendom herkent het doek als ‘niet door mensenhanden geschapen’ en geeft het een speciale naam: de Mandylion.

Sporen terug in de tijd
Is deze Mandylion hetzelfde doek als we nu kennen als de Lijkwade van Turijn? Ian Wilson ging zelf op onderzoek uit en merkte enkele schilderijen waarop de vondst werd afgebeeld. Daarop staat het doek dat verdacht veel weg heeft van de Lijkwade. Bovendien staat telkens alleen maar het gezicht afgebeeld, hetgeen volgens Wilson een logische verklaring heeft. De Griekse benaming voor de Mandylion destijds betekende letterlijk in vieren gevouwen. En als je de Lijkwade in vier vouwt kom je inderdaad alleen op het gezicht uit. Het kan dus zomaar zijn dat het hier om één en hetzelfde doek gaat en verklaart waarom het onderzoek uit 1970 ook pollen uit het Midden-Oosten en Turkije voortbracht.
Dat was nog niet alles. Voor het programma Mythes en Mysteriën trok Ian Wilson de ganse wereld rond naar sporen die wezen naar een verder verleden dan het jaar 1260 zoals aangegeven door de C14 datering. Zo kwam hij onder meer ook in ons land terecht, meer bepaald in de stad Lier. In de kathedraal wordt daar de oudste kopie van de Lijkwade bewaard. Daarop staan enkele gaatjes die ook op de echte Lijkwade te zien zijn en dateren van voor een grote brand die het echte doek bijna helemaal had beschadigd. De kopie zelf dateert uit de jaren voor de brand en dus moeten die gaatjes een andere verklaring hebben.
Diezelfde gaatjes vond Wilson terug op een tekening in een boek bij een Franse professor. Die tekening gaat terug tot 1160 en dus concludeert deze prof dat het doek veel ouder moet zijn dan de datering van de C14-methode.

De invloed van brand
Een Russische geleerde vertelde Wilson dat de brand wellicht ook een invloed kan gehad hebben op het C14-onderzoek omdat vooral linnen erg gevoelig is voor koolstof. De brand kan dus ervoor gezorgd hebben dat het linnen een soort van metamorfose heeft ondergaan die het onderzoek heeft beïnvloed. Hoe dat precies in zijn werk gaat, lijkt meer voer voor echte specialisten op dit domein.

Conclusie
Dit allemaal deed heel wat wetenschappers besluiten dat een nieuw onderzoek naar de ouderdom van het doek nodig was. Hoewel het oorspronkelijke team ervan overtuigd bleef dat hun resultaat het juiste was, moest ook rekening gehouden worden met elk argument.
Meer recent onderzoek uit Italië gaf nu een nieuwe periode weer. Deze keer kwam men tot de conclusie dat het doek moet stammen uit de periode tussen 280 voor Christus en 220 na Christus. Dit brengt ons een hele stap dichter bij de mogelijkheid dat het wel degelijk om de echte Lijkwade van Jezus Christus gaat. Die periode valt er immers midden in. Gaan we ooit echt zekerheid hebben over de echtheid van het doek? Of draagt deze twijfel net bij tot de aantrekkingskracht ervan? Het zou evengoed kunnen dat er over 200 jaar nog evenveel discussie bestaat omtrent dit als heilig beschouwd voorwerp.

Auteur: Carl Bries

Foto’s: www.seniorennet.be