‘Voor mij een koffietje graag…’ We bestellen het op café achteloos zonder er verder bij na te denken. Maar hoelang bestaat koffie eigenlijk al? En vanwaar komt koffie? Hier een geschiedenis in vogelvlucht. Alles begon volgens de overlevering bij een Arabische geitenhoeder…

Velen hebben deze vloeibare opkikker nodig om de dag op te starten, maar we kunnen ook gewoon van koffie genieten omdat het lekker is. En gezellig, want koffie is eveneens een perfect digestief om met de familie en vrienden een geslaagde maaltijd af te sluiten. En zonder koffie smaakt ons stukje taart minder lekker…
Arabische geitenhoeder
Al rond 900 voor Christus maakte een Arabische arts gewag van een oppeppende drank die de vergelijking met onze koffie kan doorstaan. Volgens de overlevering zou de Arabische geitenhoeder Kaldi, die ongeveer 300 na Christus in Ethiopië leefde, opgemerkt hebben dat zijn geiten opvallend energiek waren nadat ze van de bessen van een bepaalde struik hadden gegeten. Een monnik van een klooster ving dat verhaal op en goot kokend water op de bessen. Het extract hielp de monniken om probleemloos wakker te blijven voor het gebed.
Uiteraard is dit een slechts niet te controleren legende, maar toch wordt aangenomen dat de Arabieren de eerste koffiedrinkers waren. Het woord ‘koffie’ is afgeleid van het Arabische ‘qahwa’, wat staat voor ‘het opwindende’. Al in de 15de eeuw maakte koffiedrinken in de Arabische wereld deel uit van het dagelijks leven. Zo zijn verhalen opgetekend van de eerste Europese ontdekkingsreizigers, die aan het einde van de 15de en in het begin van de 16de eeuw in het Midden-Oosten in de eerste koffiehuizen terechtkwamen. Ze beschreven koffie als een opmerkelijke drank die niet alleen vermoeidheid en slaperigheid verdreef, maar ook nog eens heerlijk smaakte.
In zijn boek ‘Geschiedenis van de dorst’ (Davidsfonds/Leuven 2007) verwijst hoogleraar geschiedenis Raymond van Uytven naar de berichtgeving van onder meer de botanische Augburgse stadsarts Leonard Rauwolf, arts-botanicus Prosper Alpinus uit Venetië en de Venetiaanse gezant Gianfrancesco Morosini in de periode 1580-1590 over de gewoonte in Turkije en het Nabije Oosten om een zwarte drank, ‘cavee’, te brouwen uit bonen.
Via Arabië werd koffie in de 17de eeuw in Turkije geïntroduceerd. Daar zagen handelaars wel wat in het pittige drankje, en in 1615 voer het eerste schip met koffie naar Europa.
Eerste koffiehuis
Rond 1645 werd in Venetië het eerste koffiehuis geopend. Oxford (1650), Londen (1652), Den Haag (1664), Marseille (1671), Parijs en Amsterdam (1672), Dordrecht (1684) en later ook Wenen (1685), Leeuwarden (1687), Rijsel (1698) en andere grote steden zouden snel volgen. In Parijs waren er op het einde van de 17de eeuw zowat 300 koffiehuizen, en in Engeland werd in 1660 op deze etablissementen al een speciale belasting geheven. Meestal werden deze koffiehuizen geopend door vreemdelingen die in hun eigen land of op reis met koffie hadden kennisgemaakt en over de kanalen om zich te bevoorraden beschikten, vaak Joden, Grieken en Armeniërs.
De Nederlanden bleven niet achter. Het centrum van Amsterdam telde bij het begin van de jaren 1700 niet minder dan 32 koffiehuizen binnen wandelafstand. In 1698 publiceerde de waard van het Wit Kruis in Gent een advertentie dat zijn cliënteel bij hem koffie en thee kon nuttigen.
Sociaal bindmiddel
Koffiehuizen boden hun klanten meer aan dan alleen koffie en spraken vooral heren van stand aan. Het werd de ideale plek om sociale en commerciële contacten te leggen, en in de koffiehuizen kon de elite rustig converseren, ver weg van het gebral en de slemppartijen van de gewone kroegen. In deze koffiehuizen waren nieuwsbladen, boeken en gezelschapsspelen als dammen, schaken en biljarten ter beschikking. Een andere attractie vormden de muzikale uitvoeringen. Zo concerteerde Johan Sebastian Bach geregeld in het Zimmermans koffiehuis in Leipzig in de periode 1729-1740 en wemelde het in Parijs na 1731 van de cafés chantants.
Koffiehuizen waren in die periode vooral een mannelijke aangelegenheid. In het 18de-eeuwse Parijs was het de gewoonte dat dames van stand zich in hun rijtuig voor de deur van het koffiehuis lieten bedienen. Menig regering veroordeelde het gebruik van koffie uit angst dat deze verschuiving in het consumentenpatroon de belangrijke inkomsten van de heffingen op bier, wijn en brandewijn zouden kelderen.
‘Turkomanie’
De doorbraak van het koffiedrinken in Europa is volgens Raymond van Uytven te verklaren door een ware ‘turkomanie’: ‘De aanwezigheid van het ontzagwekkende Turkse Rijk, soms tot onder de muren van Wenen, met zijn vreemde instellingen en cultuur, bleef de Europeanen fascineren. De spectaculaire Turkse gezantschappen die zich in 1665 bij Wenen en in 1689 te Parijs ophielden, hadden in heel Europa weerklank.’
Aanvankelijk hadden de Arabieren het monopolie op de koffiehandel. De altijd ijverige Oost-Indische Compagnie wist dit alleenrecht te omzeilen door koffie uit Mocha te halen, een van de voornaamste uitvoerhavens van het Arabische schiereiland. Amsterdam groeide in de 17de eeuw snel uit tot het absolute centrum van de koffiewereldhandel. Korte tijd later was de koffie-aanplant op Java groter dan in Arabië.

De grote doorbraak van de koffie in Europa is te danken aan Lodewijk XIV. Hij kreeg van de Amsterdamse burgemeester in 1715 een van de jonge koffieplanten die als curiosum in broeikassen werden gekweekt. De Zonnekoning gaf het plantje een ereplaats in de Koninklijke Botanische Tuin van Parijs. Later in 1723 vertrok een Franse expeditie onder leiding van marineofficier Gabriel de Clieu met een aantal stekken van deze moederplant naar de Caraïbische eilanden. Onderweg op zee had hij af te rekenen met piraten, stormen en een gebrek aan drinkwater. Plichtsbewust als hij was deelde hij zijn kleine waterrantsoen met de koffieplantjes. Uit deze stekken zouden rond 1775 al bijna 20 miljoen koffiestruiken groeien. In die periode was Frankrijk de grootste koffieproducent én verbruiker ter wereld met alleen in Parijs al ruim 400 koffiehuizen.
Ook in de huiskamers

Vanuit de koffiehuizen drong het koffiedrinken verder door tot de huiskamers. Naarmate de prijs verder daalde kwam koffie, aanvankelijk een luxeproduct, binnen ieders bereik. Rond 1800 hadden koffie en thee het bier als dagelijkse volksdrank verdrongen. Ook de daling van de suikerprijzen in de eerste helft van de 19de eeuw werkte het koffieverbruik in de hand. Koffie (of thee) gemengd met suiker was in die tijd een van de weinige energiedrankjes. Ook vond het gebruik om cichorei aan de koffie toe te voegen verder ingang.
In de 19de eeuw zou de koffieproductie zich verder uitbreiden over Zuid- en Midden-Amerika en de Indonesische archipel. Vaak via missionarissen werden voortdurend stekken uitgevoerd die afstamden van de Franse koffieplantjes. Waar de tot dan toe gebruikelijke arabicaplanten gevoelig bleken voor ziektes, werd vanaf einde 19de eeuw steeds meer overgeschakeld naar de sterkere variant robusta, die samen het rubber een van de voornaamste exportproducten van het Congo van Leopold II werd.
Begin 20ste eeuw was Brazilië uitgegroeid tot de belangrijkste koffieproducent. In die periode begon men in Afrika systematisch koffie in plantages te verbouwen. De uitvinding van koffiezetapparaten in allerlei versies droeg in de loop van de 20ste eeuw bij tot de verdere democratisering van koffie. Het belang van deze drank nam wereldwijd steeds meer toe. Zo is het intussen na petroleum het tweede handelsproduct ter wereld. Redenen genoeg dus om wat meer respect aan de dag te leggen voor deze drank die we allemaal zo vanzelfsprekend vinden.

Auteur: Stefaan Van Laere
Foto’s: www.seniorennet.be