Op 22 december 2021 nam het Overlegcomité in de strijd tegen COIVID-19 de beslissing om o.a. culturele binnenactiviteiten te verbieden. Dit nieuws kwam hard aan. Vooral nadat deze sector de afgelopen periode flink geïnvesteerd had in extra maatregelen die een veilige cultuurbeleving mogelijk maakten.

Deze politieke beslissing vormde voor Carl Norac de aanleiding om zijn pen des Vaderlands voor de elfde keer vast te grijpen. In zijn gedicht met als titel ‘Het doek’ probeert hij het onbegrip en de teleurstelling te beschrijven. Sterker nog: hij heeft het over “het moment van de grote ongehoorzaamheid”. Norac schreef zijn elfde gedicht op de vooravond van Kerstmis.

Katelijne De Vuyst en Christina Brunnenkamp zorgden voor een passende vertaling in het Nederlands en het Duits.

HET DOEK
En nu, zie, ik raak niet meer uit de sloot.
Ze heeft steile, gladde randen.
Ik vervloek wie haar heeft gegraven.
Mijn geduld is bijna op.
(Vladimir Vysotski)
 
Telkens als de man op het toneel verschijnt is er dat doek.
Het doek waar hij tegenaan botst, zodat hij valt.
Het doek bestaat uit sterk, maar ranzig fluweel,
hier en daar vlechtdraad, meer muilband dan kant,
het is doorweven met schelle bellen, die knarsen zoals
de stem van paljassen of de lach van lobbyisten.
De man probeert zich te rechten, een vrouw reikt haar hand.
Tegelijk krabbelt het moment overeind.
Eensgezind dansen ze, naast de sloten.
Maar opnieuw slaat het doek toe, metalig,
legt zijn stortvloed op, slaat weer toe, een woeste golf.
De toeschouwers zijn één en al onbegrip, hoewel
ze hun mond hebben bedekt, moeten ze de zaal verlaten,
terwijl elders om de haverklap wordt gegrijnsd:
‘Brave luiden, kuch er maar op los in de kroeg, op de markt.
De glühwein vloeit overvloedig. Leve de farce en de kalkoen!’
Keer op keer komen de man en de vrouw overeind
voor het doek dat ze nu moeten verscheuren,
van de schermen, van de planken moeten rukken.
Dat we als mikpunt dienen is een affront,
dus, lieve vrienden, vriendinnen, het gaat niet
meer op de sterren weer aan te steken
of te praten over wie bij de pakken blijft zitten.
Nu is de het moment aangebroken
van de grote ongehoorzaamheid.